Jan Pronk

Tulpen in India

Voorwoord verhalenbundel Peter Goedhart. Zeist, 2003

Ontwikkelingswerk leidt tot bescheidenheid. Althans, tegenwoordig. Dat we niet welkom zijn met onze westerse wijsheden en waarheden weten we inmiddels. Dat hebben we door schade en schande geleerd. De methoden, systemen en technieken van de Westerse geindustrialiseerde welvaartssamenleving, waarin rationalisme en individualisme hoogtij vieren, hebben in Arika, Azie, het Midden Oosten en Latijns Amerika veel kwaad aangericht. Dat is overigens geen verleden tijd. Het gaat nog steeds door, vooral macro, middels de adviezen, richtlijnen en voorwaarden gesteld door grote internationale ontwikkelingsbureaucratieen, zoals de WTO en de Bretton Woods instellingen. Soms is dat het gevolg van arrogantie en gevoelens van superioriteit, uitgestraald door de officiele deskundigen die behoren tot de development jet set. Soms vloeit het voort uit Westerse stupiditeit. Niet zelden is het ideologisch van karakter: alle landen zouden er goed aan doen de zegeningen te tellen van de markt en zich dor de globalisering te laten omarmen. Vaak is het Westers eigenbelang, gericht op onderschikking van opvattingen en systemen elders. Wat het motief ook moge zijn, naief dan wel berekenend, het effect is desastreus.

Maar de ontwikkelingswerkers die niet in dienst zijn van machtige donoren hebben geleerd die fouten niet meer te maken. Zij zijn vaak de scherpste critici van het officiele beleid. Zij proberen zich te vereenzelvigen met de mensen die voorheen weinig andere keus hadden dan al die zogenaamde zegeningen over zich heen te laten komen, maar zich er later tegen gingen verzetten omdat er zoveel schaduwkanten aanzaten.

Het heeft er toe geleid dat het ontwikkelingsdenken veel meer micro is geworden: bottom up, ontwikkeling als een recht, niet alleen van landen maar vooral van de mensen zelf. Participatie in besluitvorming tegenover liberalisatie van markten, duurzame ontwikkeling tegenover economische groei, empowerment van mensen aan de basis van de samenleving tegenover aanpassing aan zogeheten feiten verordonneerd door McWorld.

Maar de nieuwe wijsheden geven weer nieuwe problemen. Twee vragen dringen zich steeds weer op. Wat te doen wanneer er een ernstig conflict ontstaat tussen de macht van de markt en de moderniteit enerzijds en de behoeften van mensen aan de onderkant van de samenleving? Wie vecht die conflicten uit, tot waartoe? Wie zijn de slachtoffers, niet alleen van onrecht, maar ook van de strijd ertegen? Hoe ver kun je gaan als ontwikkelingswerker, komend vanuit het buitenland en ooit weer daarheen terugkerend, met activiteiten die risico’s meebrengen voor anderen?

Ten tweede: wat te doen wanneer je als ontwikkelingswerker, die zich wil inzetten samen met en voor de armste bevolkingsgroepen in een ontwikkelingsland, tot de conclusie komt dat zij, naar jouw mening, onvoldoende zicht hebben op hun eigen situatie en in strijd handelen met hun eigen belangen? Tracht je hen te overtuigen van hun ongelijk of probeer je achterliggende oorzaken te begrijpen en eventueel te accepteren?

Beide dilemma’s zijn lastig. Je denkt te weten wat goed is, je denkt dat beter te weten dan vroeger, je gaat er van uit dat je je daarvan bewust was geworden door je niet als een expert op te stellen, maar door goed te luisteren naar de mensen aan de basis zelf, doch plotseling blijkt een en ander nog ingewikkelder te zijn dan je had geleerd te erkennen.

Dergelijke dilemma’s komen niet alleen voor op micro niveau. Ook in internationale onderhandelingen over wereldeconomische vraagstukken doen zich situaties voor waarin Westerse politici die zich willen inzetten voor een verbetering van de positie van ontwikkelingslanden niet meer weten waar zij goed aan doen. Ook op macro terrein verschillen zowel de belangen zelf als ook de percepties van die belangen. De inzichten omtrent het nut van het uitvechten van een politiek conflict verschillen al naar gelang men zelf min of meer direct de consequenties daarvan ondervindt. Ontwikkeling is politiek en politiek is meer dan het met elkaar in overeenstemming brengen van verschillende economische belangen. Het is ook meer dan het zoeken naar een evenwicht tussen culturen, Sociale posities spelen een rol, gevoelens van eigenwaarde en het verlangen in die waarde door anderen erkend te worden, tradities, machtsposities, persoonlijke ambities, religie.

Ontwikkeling is geen eenduidig proces. Het is een continue conflict, dat we trachten een beetje te beheersen door het bij te sturen ten gunste van diegenen die anders alleen maar slachtoffer zouden zijn. Politiek is geen vaststaand systeem. Het is een beweging in een samenleving, die we proberen enigszins te ordenen door procedures en criteria af te spreken. Maar het blijft mensenwerk, macro zowel als micro, in India zowel als in Nederland.

Ook dat inzicht noopt tot bescheidenheid. Die bescheidenheid moet gevoed worden, telkens opnieuw, want anders vervallen we in de oude fout het beter te willen weten. Dat kan door verhalen te vertellen, door onze herinneringen op te schrijven en die met elkaar te delen. Dat voorkomt zelfgenoegzaamheid en vervreemding.

Peter Goedhart heeft dat gedaan. Hij heeft vijfentwintig verhalen geschreven waarin hij enkele ervaringen heeft opgetekend, opgedaan in het veld. In elk van die verhalen wordt de lezer op het verkeerde been gezet, niet door de auteur, maar door de mensen die hij aan het woord laat. Het is altijd net een beetje anders dan je dacht, zelfs al meende je je lesje geleerd te hebben, bijvoorbeeld doordat je de clou van een der eerdere verhalen dacht te hebben begrepen. De ondervinding van het eigenbelang is toch anders dan je vermoedde, het conflict blijkt ingewikkelder dan je veronderstelde, het tijdsbesef verschilt sterker dan je reeds had ingecalculeerd.

Er kunnen niet genoeg verhalen worden verteld. Ervaringen moeten worden opgetekend en uitgewisseld. Het helpt je je stelselmatig te bezinnen op hetgeen je vanzelfsprekend achtte dan wel meende zojuist te hebben geleerd. Verhalen houden je scherp. Deze juweeltjes van Peter Goedhart verdienen door velen te worden gelezen en gewisseld.



Jan Pronk

Voorwoord bij: Peter Goedhart, Tulpen in India en andere verhalen, Zeist, 2003, ICCO, pp. 5-7