Jan Pronk

Verkiezingskater

Vice Versa, Augustus 2010

Originele artikel

De kabinetscrisis ging over Afghanistan. Maar tijdens de verkiezingscampagne sprak niemand er meer over. Europa stond op springen, omdat men het niet eens konden worden over steun aan Griekenland en andere lidstaten die kampen met economische problemen. Ook dit onderwerp werd in de verkiezingsdebatten genegeerd. Wereldwijd werd beleidsoverleg gevoerd over de internationale bankencrisis. In ons land leek de interesse hiervoor weggeëbd na de zogenaamde redding van ABNAMRO en de deconfiture van DSB. In de aanloop naar de verkiezingen werd niemand gevraagd naar een standpunt over het internationale financiële stelsel. Kort daarvoor waren de internationale klimaatonderhandelingen mislukt. Het speelde geen rol in de politieke debatten. De recente aanval van Israël op een internationaal humanitair konvooi naar Gaza kwam niet aan de orde. Het kabinet achtte een onafhankelijk onderzoek onnodig: dat kon wel aan Israël zelf worden overgelaten. De politieke partijen lieten het daarbij. De uitkomst van het onderzoek van de commissie Davids naar de Nederlandse betrokkenheid bij de Amerikaanse inval in Irak leek tijdens de campagne geheel vergeten. Niemand werd er meer op aangesproken.

Het waren parlementaire verkiezingen en die gingen over onszelf. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar wij maken deel uit van de wereld. Wat er in de wereld gebeurt, heeft invloed op ons land. Die gebeurtenissen vinden niet zomaar plaats. Elk van de genoemde voorbeelden betreft een politieke keuze waar Nederland bij betrokken is. Sterker nog: Nederland beslist mee. Het zou vanzelf moeten spreken bij verkiezingen politici daarover te bevragen. Dat politieke partijen geen rekenschap hoefden af te leggen, betekent dat zij voor de komende periode op het terrein van de buitenlandse politiek (inclusief ontwikkelingssamenwerking, defensie, Europa en het internationale klimaat en milieubeleid) een vrijbrief hebben gekregen.

Men kan tegenwerpen dat die standpunten in de verkiezingsprogramma's staan vermeld. Inderdaad, maar dat geldt ook voor standpunten over bezuinigingen, belastingdruk en hypotheekrente. Daarover werden in de debatten wel elkanders nieren geproefd. Die onderwerpen werden door partijen en door de media die hen een podium voor het debat verschaften, kennelijk wel belangrijk en onderscheidend genoeg bij het maken van een politieke keuze.

Als bepaalde standpunten en de staat van dienst van een partij in de afgelopen jaren niet ter discussie staan, wekt men de indruk het niet de moeite waard te achten of het er eigenlijk mee eens te zijn. Het kan ook betekenen dat men er de vingers er niet aan wil branden. De partij die de grootste overwinning boekte bepleitte etnische registratie van Nederlanders, een kopvoddentax, een knieschot voor misdadigers, een ban op de Koran, een stop op de immigratie van Moslims, een verbod op de bouw van moskeeën, afschaffing van de ontwikkelingshulp en de opzegging van steun aan de internationale rechtsorde. De andere partijen draaiden er in een grote boog omheen. Een zesde deel van de bevolking voelde zich er door aangesproken. Tel uit je winst.

Wie heeft schuld aan deze kater? Vooral de politieke partijen zelf. Zij maakten van de verkiezingen een schimmenspel. Debatten werden amusement. Vorm verdrong inhoud. De nadruk viel op scoren, trucs en trivia. De media lokten dit uit, maar het zijn de politici zelf die zich een en ander laten aanleunen.

Dat politieke partijen over belangrijke zaken geen rekenschap hoefden af te leggen valt ook onszelf aan te rekenen. Waar was het maatschappelijke middenveld? NGO's pretenderen ergens voor te staan en iets te vertegenwoordigen. Maar die tijd is geweest. Organisaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten en milieu hebben verzuimd de politieke partijen uit te dagen. Zij managen projecten en lobbyen voor zichzelf. De managers maken deel uit van het bestuurlijke systeem. Het wordt tijd de hand in eigen boezem te steken.