Jan Pronk

Vervuiling

De Nieuwe Liefde, Maart 2012

Rond 1990 nam het aantal vluchtelingen uit ontwikkelingslanden toe. Conflicten escaleerden, deels omdat, tengevolge van de ontspanning tussen Oost en West, Washington en Moskou zich niet langer geroepen voelden hun invloedssfeer in het Zuiden te beschermen door politieke veranderingen aldaar in de kiem te smoren. De meeste vluchtelingen werden  opgevangen in de regio. De kosten werden gedragen door buurlanden. Zij kregen daartoe hulp uit het buitenland. Een aantal vluchtelingen zocht asiel in het Westen. Het betrof niet meer dan 5% van de totale vluchtelingenstroom, maar in Europa werd dit beschouwd als een zware last. In Nederland werd voorgesteld een deel van de kosten ten laste te  brengen van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking, ook al kwamen de uitgaven niet ten goede van ontwikkelingslanden. Als minister voor ontwikkelingssamenwerking achtte ik dat niet onredelijk: het ging om humanitaire gevolgen van een structureel nieuwe fase in de natie- en staatsvorming van ontwikkelingslanden.  Samen met andere landen ontwikkelden we criteria. De eerste opvang  van vluchtelingen en asielzoekers werd beschouwd als ontwikkelingssamenwerking. De latere opvang, alsmede de juridische asielprocedures zelf en de uiteindelijke integratie van toegelaten vluchtelingen werd gezien als regulier binnenlands beleid en dienden dienovereenkomstig te worden gefinancierd.     

Niet iedereen was het hiermee eens. Sommigen ter linkerzijde van het politieke spectrum vonden het een vervuiling van ontwikkelingshulp. Politici ter rechterzijde vreesden een aanzuigende werking en spraken over Nederland als het rioolputje van Europa. Wie dergelijke bewoordingen hanteert, bestempelt medemensen tot afval. Het was een reden te meer zich vanuit ontwikkelingssamenwerking, een beleidsterrein dat bij uitstek gericht is op het verschaffen van recht en humaniteit, bezig te houden met vluchtelingen en asielzoekers.

Het huidige Nederlandse beleid ten opzichte van vluchtelingen heeft weinig meer met recht en humaniteit te maken. Verwijdering uit ons land heeft meer prioriteit dan het bieden van asiel aan vervolgden. Asielzoekers worden gediscrimineerd, bij voorbaat bestempeld als leugenaars en als een bedreiging voor ons comfort. Een jonge man uit Kongo, die zijn vader door militairen in brand zag steken en vermoorden, wiens moeder door de geheime dienst werd gezocht en sinds jaren wordt vermist, wiens broer is doodgeschoten en wiens zus op de vlucht is omgekomen, wordt niet geloofd, ook al is zijn verhaal door anderen bevestigd. Tegen een vluchteling uit Soedan, gezocht door de geheime dienst omdat hij zich tegen het regime heeft verzet, wordt door de IND volgehouden dat hij bij terugkeer niets te vrezen heeft. Ik weet beter: ik ken Soedan, heb de autoriteiten destijds aangesproken over de wijze waarop zij dat verzet neersloegen en weet hoe die geheime dienst werkt.  

Ik heb met veel vluchtelingen, asielzoekers en illegalen gesproken en hun dossiers bestudeerd. Ze zijn Kafkaësk.

Er is momenteel ruim aandacht voor zogeheten schrijnende gevallen en voor langdurig in ons land verblijvende,  goed geïntegreerde kinderen. Solidariteitsacties helpen soms uitzetting te voorkomen. Zij hebben geluk. Het gaat echter niet om geluk, maar - nogmaals - om recht en humaniteit.  

Het beleid zal voorlopig niet veranderen. Maar de medeplichtigheid van ontwikkelingssamenwerking aan onrecht en onmenselijkheid moet worden beëindigd. Dit is pas echt vervuiling.