Jan Pronk

Vluchten als noodweer

Vice Versa, december 2016

Originele artikel, 56KB

Wie vluchtelingen ontmoet zal de beelden en verhalen niet vergeten. Het zijn beelden van ontbering en verlatenheid, verhalen over dood en overleven. Je kijkt en luistert, maar de werkelijkheid er achter - massamoord, marteling, verkrachting - onttrekt zich aan onze waarneming. Wat zich afspeelde is door mensen die de terreur aan den lijve ondervonden nauwelijks te verwoorden. Het ergste zie en hoor je niet: je was er niet bij toen het dorp werd platgebrand, bommen vielen en de slachting plaatsvond. Je was zelf geen slachtoffer van marteling door de geheime dienst. Je zat niet met anderen in een te kleine cel, zonder voedsel, water en hygiëne, onzeker of je ooit vrij zou komen. Zij die de verschrikkingen overleefden willen beelden en geluiden het liefst verdringen, zodat men het niet opnieuw beleeft.

Vluchten is noodweer. Mensen die vluchten komen in verzet. Dat is soms verzet tegen onderdrukking door een dictatoriaal regime, door politie, milities en de geheime dienst. Soms is het verzet tegen armoede, en tegen economische machtsconstructies die mensen arm maken en houden. Vaak is de vlucht verzet tegen oorlogsgeweld. Mensen vluchten om te overleven: het bestaan is onleefbaar door droogte, klimaatverslechtering of anderszins. Meestal gaat het om een combinatie van bedreigingen: onleefbare milieuomstandigheden leiden armoede, armoede tot verzet, verzet tot onderdrukking, onderdrukking tot geweld, oorlog tot nog meer armoede, enzovoort. Al die factoren versterken elkaar.

Niemand vlucht luchthartig, ook niet degenen die vluchten om zogenaamd economische motieven. Men vlucht omdat er thuis niet meer te leven valt. Wie vlucht zoekt geen geluk, maar ontvlucht ongeluk. Onderdrukking, oorlogsgeweld, armoede en een onleefbaar milieu zijn levensbedreigend. In onderlinge samenhang zijn zij catastrofaal.

Het is de catastrofe van Syrië en elders. Niet iedereen vlucht, want niet iedereen kan vluchten. De sterksten nemen de wijk. Soms net op tijd, wanneer het nog kan, na de eerste confrontatie met de geheime dienst te hebben overleefd, het eerste bombardement, de eerste droogte. Vaak wanneer het eigenlijk niet meer kan, en vluchten net zo gevaarlijk is als niet vluchten.

Onderweg komen velen om. Ze worden blootgesteld aan ontberingen, aangevallen en misbruikt. Ze zijn slachtoffer van honger, dorst, verdrinking, uitbuiting, mensenhandel en slavernij. Niemand kent hun aantal. Zij hebben geen naam en geen gezicht. Zij zijn minder dan een nummer en worden niet geteld.

Anderen, wederom de sterksten, blijven leven. Sommigen hebben geluk, niet dat van de gelukzoeker, maar het geluk van de overlevende. Vluchten is een struggle for life.  Men valt in handen van mensensmokkelaars, wordt gechanteerd door profiteurs, tegen elkaar uitgespeeld in landen van doortocht, en ook in Europa. Iedere vlucht leidt tot een survival of the fittest.

Wie aankomt, soms na jaren, loopt grote kans te worden tegengehouden, opgesloten en teruggestuurd naar dezelfde plek die men was ontvlucht. Het vluchtverhaal van getraumatiseerden vertoont lacunes: ervaringen werden verdrongen. Het wordt gewantrouwd: ‘zo erg kan het toch niet zijn’. Wie geluk heeft te wonen in een wereld beschut door vrijheden, rechten, voorzieningen en democratisch gelegitimeerde instanties, maakt zich geen voorstelling van de realiteit daarbuiten, waar willekeur heerst en waar adressen, geboorte, eigendomstitels en andere papieren niet zijn geregistreerd, zodat men niet kan bewijzen wie men is, en gedoemd is tot een documentloos en illegaal bestaan, niet erkend krachtens de wet van het land van aankomst.

Niet alleen vluchtverhalen worden gewantrouwd, ook vluchtelingen zelf. Zij zijn ‘anders’ en vormen een bedreiging voor het comfort van Europese burgers die de ellende niet (willen) kennen en zelfs ontkennen. De Europeaan heeft afgeleide beelden gezien, en uittreksels van verhalen gehoord, via media die er slechts enkele minuten aan besteden, bang dat het publiek zapt naar een ander kanaal.

Wie zo kijkt, raakt geneigd vreemdelingen, ontheemden en vluchtelingen te zien als fortuinzoekers, in plaats van mensen die het vege lijf moesten redden. Wie zo luistert, gaat opinieleiders napraten die hun gezag ontlenen aan het ontmenselijken van personen afkomstig van elders en het demoniseren van medemensen met een andere afkomst. In het debat heerst de opvatting: ‘not in my backyard’,  ‘sluit de grenzen’, ‘eigen volk eerst’. Dat getuigt niet alleen van onvoldoende solidariteit, maar ook van struisvogelpolitiek en hypocrisie. Steeds meer mensen zullen vluchten, want onderdrukking, oorlogsgeweld, armoede en klimaatverslechtering nemen niet af, maar toe

Bovendien: die catastrofes zijn niet alleen de schuld van de betrokken landen zelf. Ze zijn deels geworteld in koloniale verhoudingen, toen het Westen de dienst uitmaakte en de grenzen trok. Ze vloeien voort uit steun die Westerse regeringen nog steeds geven aan regimes die Westerse geopolitieke en commerciële belangen dienen, maar de eigen bevolking onderdrukken. Ze hebben te maken met door het Westen gedomineerde economische verhoudingen: land grabbing, overbevissing, marktverstoring, plundering van grondstoffen, wapenhandel, kapitaalvlucht, en dus werkloosheid en verpaupering.

Het noodweer verzet van vluchtelingen is een aanklacht tegen onrecht gevoed door het Westen. We krijgen onze trekken thuis. Onze voorsprong is niet alleen eigen verdienste, maar berust mede op achterstelling van anderen. Wie vluchtelingen beschouwt als mensen die niet thuis horen binnen de Westerse beschaving, maakt zich schuldig aan voortduring van onrecht.

 

Jan Pronk