“Het proces is belangrijker dan het resultaat”

Voorwoord in: Johan P. Buwalda, UNDP in Liberia tussen twee burgeroorlogen, pp. 9-17

Liberia heeft een aparte geschiedenis. De staat Liberia werd in de negentiende eeuw gesticht door afstammelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen die naar Amerika waren verscheept. Men zou kunnen beweren dat het land door hen werd gekoloniseerd, maar dan heel anders dan de andere staten in West Afrika, die gekoloniseerd waren door Europeanen, vreemdelingen dus. De kolonisatoren van Liberia waren geen vreemdelingen, maar nakomelingen van Afrikanen zelf. Maar ze brachten een Amerikaanse cultuur met zich mee en kwamen al snel in conflict met de autochtone bevolking van het gebied. Het leidde er toe dat een half vreemde elite het land bestuurde en dat Liberia in het buitenland, zeker in Amerika, werd beschouwd als een land dat respect verdiende omdat het bestuurd werd op een westerse manier.

Ik herinner mij bijvoorbeeld het bezoek dat President Tubman van Liberia in 1960 bracht aan Nederland, als een gerespecteerde gast van de toenmalige Nederlandse regering en in het bijzonder van koningin Juliana. Hij was niet de eerste President van Liberia die Nederland bezocht. In 1927 had de toenmalige President King ook al een bezoek aan ons land gebracht, als gast van Koningin Wilhelmina. Het was tot rond de Tweede Wereldoorlog niet gebruikelijk dat Afrikaanse staatshoofden Europa bezochten. Keizer Haile Selassie van Ethiopië was een uitzondering - ook zijn bezoek aan Nederland in 1954 herinner ik mijn nog goed - net als de Liberiaanse presidenten uit die tijd. De meeste Afrikaanse landen waren nog gekoloniseerd. Pas na 1955 kwam ook in Afrika het dekolonisatieproces op gang.

Maar ook in de vroeg onafhankelijke landen Ethiopië en Liberia deden zich binnenlandse spanningen voor. In Ethiopië vond in 1974 een staatsgreep plaats die een einde maakte aan het bewind van Haile Selassie. De coupplegers maakten enkele jaren later een eind aan zijn leven. Onderling vochten zij uit wie de uiteindelijke machthebber zou worden. Dat wed Mengistu Haile Mariam, een dictator, die op zijn beurt in 1991 werd verjaagd door een bevrijdingsleger onder leiding van Meles Zenawi. Die bracht rust in het land, zij het dat jaren lang strijd werd gevoerd met buurlanden Somalië en Eritrea.

In Liberia gebeurde ongeveer hetzelfde. In 1980 werd de toenmalige Liberiaanse President Tolbert vermoord na een bloedige staatsgreep verricht door Samuel Doe. Daarmee kwam een eind aan het zogeheten Americo-liberiaanse bewind dat meer dan een eeuw had geduurd. Doe kwam voort uit de oorspronkelijke Afrikaanse bevolking van het land. Hij regeerde het land als en dictator. maar ook zijn macht werd betwist door anderen, vaak met een eigen tribale basis. Een van hen, Prince Johnson, greep de macht in 1990. Doe werd op gruwelijke wijze omgebracht. Daarna barstte een jaren lange strijd los tussen hem en ander krijgsheren, onder wie Boley, Kromah en Taylor, elk met een andere tribale achtergrond. Stammen zoals de Krahn, de Gio en de Mano, elk met ei eigen territoriale basis in het land werden tegen elkaar uitgespeeld. Omdat de grenzen van het land destijds tamelijk willekeurig waren getrokken vonden diverse strijdgroepen en stammen een deel van hun basis in buurlanden als Ivoorkust, Guinee en Sierra Leone. Die landen werden er door gedestabiliseerd en dat was een risico voor de regio als geheel. Andere landen bemoeiden zich er mee, waaronder Ghana en Nigeria. Het leidde tot een gezamenlijke militaire interventie, in het kader van de regionale organisatie ECOWAS, (Economic Community of West African States).

In die jaren gaf Nederland humanitaire steun ten behoeve van de slachtoffers van de strijd in Liberia. We deden dat via niet-gouvernementele organisaties en via de verenigde Naties. Die hulp was nodig. Er waren talloze slachtoffers, niet alleen van de strijd tussen de krijgsheren, maar ook van moordpartijen, martelingen en verkrachting. De krijgsheren gebruikte kinderen als front soldaten en gaven hen drugs, waardoor zij zich ontastbaar waanden en voorop gingen in de gevechten. Die gedrogeerde kinderen waren niet alleen een groot gevaar voor anderen, maar ook voor zichzelf.

ECOWAS vroeg ons om steun en die gaven we in de vorm van vrachtauto’s. Maar de door Nigeria geleidde ECOWAS legermacht werd zelf partij in het conflict. Ze werd geplaagd door corruptie en zelf ook gevreesd door burgers die zij moesten beschermen. De troepenmacht werd teruggetrokken, maar omdat de gevechten doorgingen later opnieuw geïnstalleerd, nu onder veel betere leiding. We beloofden opnieuw hulp.

Het leidde tot een zekere periode van rust. Verkiezingen resulteerden in een interim regering onder leiding van president Ruth Perry. Een jaar later, in 1997, brachten nieuwe verkiezingen Charles Taylor aan de macht. Bij bezoeken die ik in de jaren 1996 tot 1998 bracht aan het land, om na te gaan hoe we het beste hulp konden bieden, ontmoette ik beiden. Ruth Perry was uitermate fatsoenlijk leider. Zij vertolkte de stem van de vrouwen in Liberia, die zeer geleden hadden onder de oorlog. Taylor was een man met bloed aan de handen, die zich aan zijn bezoekers voordeed als een gelovig Christen - hij liet ons en andere bezoekers bijvoorbeeld lang wachten omdat hij zogenaamd verzonken was in gebed. Tegelijkertijd kende hij zichzelf een goddelijke status toe, werd hij omringd door jaknikkers en moordenaars en was hij schaamteloos uit op eigen gewin, onder meer door Sierra Leone binnen te vallen en daar diamanten te roven. Ook hij kreeg steun uit het buitenland, onder meer van zakenlieden die daar garen bij dachten te spinnen, zoals de Nederlandse wapenhandelaar Kouwenhoven, die daarvoor in 2017 door een Nederlandse rechter werd veroordeeld. Dat was de eerste keer dat een wapenhandelaar daarvoor werd berecht. Hem werd een straf opgelegd van 19 jaar voor illegale wapenhandel en medeplichtigheid aan oorlogsmisdrijven. Dat was een belangrijk vonnis, dat een precedentswerking kan hebben in processen tegen andere wapenhandelaars. (Kouwenhoven bevindt zich momenteel in een gevangenis in Zuid Afrika. Nederland wacht nog steeds op zijn uitlevering.)

Waarom stemden mensen bij die tweede verkiezing op Taylor? Zij wisten dat hij bloed aan zijn handen had. Maar velen waren te bang voor Taylor om hun stem niet op hem uit te brengen. En anderen wensten liever door hem te worden geregeerd - dan wist men tenminste waaraan men toe was – in plaats van opnieuw verzeild te raken in chaos en geweld.

Bij mijn bezoeken aan Liberia ontmoette ik niet alleen politieke leiders, maar ook vertegenwoordigers van de civiele samenleving daar, intellectuelen, advocaten, vertegenwoordigers van vrouwenorganisaties en strijders voor mensenrechten, zoals Kofi Woods die tien jaar later, onder President Ellen Johnson Sirleaf, benoemd zou worden tot minister van Arbeid en van Publieke Werken. Ze waren moedig. Het sprak vanzelf dat wij hen steunden. Dat moest ook wel. Monrovia en het platteland boden een troosteloze aanblik. De stad was onveilig, het leven ellendig was er ellendig en niet alleen in de sloppenwijken. De gezondheidszorg schoot op alle punten tekort, er waren cholera uitbraken, het grote ziekenhuis in Monrovia functioneerde nauwelijks meer, mensen leden honger en de armoede was overal zichtbaar. Tochten buiten de stad, om mensen in andere delen van het land te bezoeken, waren risicovol. Regelmatig werden overvallen gepleegd en dat betekende dat wie niet in Monrovia woonde van hulp verstoken was.

Hulp kon worden geboden via niet-gouvernementele organisaties, Liberiaans dan wel afkomstig uit het buitenland, en via de Verenigde Naties. Ik sprak met vele van hen. Een VN vredesmacht was er toen nog niet. Die kwam pas later, in 2003. Maar in de jaren negentig waren er militaire en politieke waarnemers van de VN, naast organisaties die zich bezig hielden met hulp aan vluchtelingen (UNHCR), humanitaire hulp (het VN Wereldvoedselprogramma) en met de wederopbouw, zoals de VN Voedsel en Landbouworganisatie (FAO) en het UNDP. Over het werk van die laatste organisatie gaat dit boek, geschreven door Johan Buwalda, een ontwikkelingsexpert met veel ervaring in tal van landen in Afrika.

Het ging geleidelijk wat beter. De situatie in Liberia was ten tijde van mijn laatste bezoek enigszins gestabiliseerd. Er was en begin gemaakt met wederopbouw, voorzichtig en niet overal in het land. Het project dat Buwalda in dit boek beschrijft kon daarbij als en breekijzer fungeren: spreiding naar andere delen van het land en gewaardeerd door de bevolking. Gemakkelijk ging het niet. Buwalda schetst de problemen waarmee de VN in Liberia werd geconfronteerd en ook de problemen die hij zelf ondervond met de bureaucratie van de Verenigde Naties. Ik herken er veel van, niet alleen door mijn bezoeken aan het land, maar ook op basis van enkele tientallen jaren ervaring die ik zelf heb gehad met de Verenigde Naties. Het is altijd erg moeilijk voor internationale organisaties, zelfs voor de Verenigde Naties zelf, om te werken in situaties van oorlog, burgeroorlog en gewelddadig conflict. Het is ook moeilijk om te werken aan de wederopbouw na een conflict. Conflicten zijn nooit helemaal voorbij en ontwikkelingswerkers zitten in een keurslijf. Je kunt geen partij kiezen, zelfs als je dat graag zou willen omdat het overduidelijk is wie de boosdoener is en wie de onderliggende partij. Partij kiezen voor allen slachtoffers ligt voor de hand, maar is vaak net zo moeilijk; wie is slachtoffer, wie dader, wie zowel slachtoffer als dader? Bovendien, slachtoffers worden door machthebbers onder druk gezet en kunnen niet vrij uit spreken. Hulp die hen geboden wordt komt vaak niet goed terecht omdat strijdende partijen die confisqueren. En dan hebben ontwikkelingswerkers in het veld bovendien te maken met hun superieuren in de hoofdstad of in het verre en veilige New York. Die denken er vaak anders over, soms omdat ook zij weer onder druk staan van westerse regeringen die de financiële middelen verschaffen en die resultaat willen zien.

De door Buwalda geciteerde uitspraak van Felix Downes-Thomas “Het proces is belangrijker dan het resultaat” is juist gekozen. Een quick fix is onmogelijk, hoe graag beleidsmakers dat zouden willen en hoezeer men dat de bevolking zou gunnen. Natuurlijk moeten er resultaten worden geboekt, maar niet op het door de financier vastgestelde tijdstip en ook niet in de door de hulpgever geëiste vorm. Resultaten zijn er wel, en vele, maar ze zijn vaak niet zichtbaar, en zeker niet tastbaar, laat staan meetbaar. Het op gang brengen van een proces en het veranderen van de wederzijdse houding van mensen die gevangen zijn in een conflict - of in de nasleep daarvan - is een resultaat op zich. Al die processen hebben met vrede te maken en vereisen een zekere mate van stabiliteit en veiligheid. Die kunnen niet worden afgekondigd maar komen slechts werkende weg op gang. Dat gaat langzaam. Als ik één ding heb geleerd in al die jaren dat ik ontwikkelingsprocessen heb bestudeerd en aan de vorming van ontwikkelingsbeleid heb mogen bijdragen dan is het dat ontwikkeling - en ook de wederopbouw die daar soms aan vooraf moet gaan - langzaam gaat en door de mensen zelf moet worden vormgegeven, niet van buitenaf, maar van onderop. Het is per definitie een proces van lange duur, geen project met een benchmark, een target en een output, zoals bureaucraten dat graag zouden willen.

Buwalda is daarop gestuit. Hij is teleurgesteld uit Liberia vertrokken om zijn werk elders voort te zetten. Zijn teleurstelling zal nog zijn toegenomen toen hij zag dat de processen waaraan hij had bijgedragen later weer geheel teniet werden gedaan. Na zijn vertrek brak een tweede burgeroorlog uit. In totaal zijn er in Liberia naar schatting 250.000 slachtoffers gevallen, nog niet eens meegerekend de slachtoffers van verwante conflicten in Sierra Leone en Guinee. Maar mensen in Liberia en elders en beleidsmakers in New York en Den Haag mogen hem en zijn collega’s in het veld dankbaar zijn voor hun toewijding en inzet.

 

Jan Pronk