Wie de grenzen van de natuur overschrijdt, verliest

In: Vice Versa, Jaargang 54, nr 2, zomer 2020, ppp. 26-29

Originele artikel, 698kb

Kan de mensheid haar wil opleggen aan de natuur? Zijn enkelingen daartoe in staat, of alleen wanneer zij met anderen samenwerken, met vereende kracht? Wat is daarvoor dan nodig, technologisch en economisch? Wat zijn daarvan de gevolgen, wie profiteert en wie is de dupe?  Of is het onbegonnen werk en delft de mens altijd het onderspit?

In zijn boek De acht bergen (2016) vertelt de Italiaanse auteur Paolo Cognetti het verhaal van drie mannen die zich verbonden voelen met de bergen. De vader, Giovanni, werkt in Turijn, maar voelt zich in de harde samenleving van die stad niet thuis. Telkens wanneer hij daartoe in de gelegenheid is trekt hij erop uit om bergen te beklimmen in de zuidelijke Alpen van Lombardije. Op de hellingen droomt hij ervan niet naar het dal te hoeven terugkeren. Giovanni brengt de liefde voor de bergen over op zijn zoon Pietro en diens vriend Bruno. Samen bouwen zij hoog in de bergen een huis, beschut door een rotswand en met balken die sterk genoeg zijn om het dak een zware sneeuwlast te doen dragen. Bruno bouwt op de berghellingen een bestaan op als boer. Samen met zijn vrouw houdt hij een kleine veestapel, maar daar valt in de barre omstandigheden nauwelijks van te leven. De weersomstandigheden hoog in de bergen zijn bar en de grond is onvruchtbaar. Zij verlaat hem omdat hij niet onder ogen wil zien dat de berg hem geen toekomst biedt. Voor steeds langere pozen trekt hij zich hoog in de bergen terug in het huis dat hij samen met Pietro had gebouwd,

Pietro trekt de wereld in als maker van filmdocumentaires. In Nepal vertelt een oude man hem over zijn wereldbeeld: een hoge berg in het centrum, de berg Sumeru, omgeven door acht zeeën en acht bergen. “Wie zal meer hebben geleerd”, vraagt hij, “Hij die de tocht langs de acht bergen heeft gemaakt of hij die de top van de Sumeru heeft bereikt?” Pietro vertelt het verhaal door aan Bruno en die begrijpt de metafoor: zijn vriend is degene die de acht bergen langsgaat en hij de man die de top van de Sumeru wil bereiken. Hij probeert zijn wil op te leggen aan de berg en blijft boven. Maar de berg wordt hem fataal: zijn huis wordt bedolven onder een sneeuwmassa.

Bruno had geen verstrekkende ambities. Hij wilde een bestaan opbouwen, meer niet. Maar hij overschreed een grens die de natuur voor hem had getrokken. De bergen winnen, de natuur is sterker.

Ongeveer een eeuw geleden schreef een Zwitserse schrijver, Charles-Ferdinand Ramuz, een ander verhaal over mensen die de grens overschreden die de natuur voor hen had getrokken. Bruno had die grens verkend, hij was ter plekke min of meer de eerste. Maar de boeren in de vertelling van Ramuz, De grote angst in de bergen (1926), hadden weet van die grens. De ouderen in het dorp hadden hen gewaarschuwd: in hun jeugd was een groep naar boven getrokken om koeien te weiden. Een epidemie was de koeien en de boeren op de hoge alpenweide Sasseneire, vlak onder de gletsjer, fataal geworden. Dat was lang geleden en de jongeren kenden alleen de verhalen. Zij hadden het zelf niet meegemaakt en negeerden de waarschuwing, want er viel wat te verdienen met al dat gras dat daarboven groen wordt, groeit, rijpt en verdort als niemand er wat mee doet.  Een groep ging naar boven, doch opnieuw stierven de koeien aan een onbekend virus. Het dorp beneden legde de herders op de alpenweide een quarantaine op, maar zij legden een voor een het loodje: ziekte, ongelukken, aardverschuivingen, honger en onderlinge strijd. Uiteindelijk sloeg de gletsjer terug. Tot diep in het dal werden de huizen door het water meegesleurd en alle mensen in het dorp.

De motieven verschilden. Bruno ging het gevecht met de natuur enkel en alleen aan om te overleven. Hij nam een voor hem nog onbekend risico, maar hij kon niet anders. De boeren van Sasseneire daarentegen waren niet moedig, maar overmoedig. Zij streefden naar vooruitgang en wilden geld verdienen. Zij sloegen de risico waarschuwingen willens en wetens in de wind.

De moraal in de verhalen van Cognetti en Ramuz is duidelijk: er zijn grenzen en wie deze overschrijdt, verliest. De krachten van de natuur zijn in laatste instantie sterker dan de economie en technologie van de mens.

Dat soort verhalen is ook geschreven over de strijd tussen de mens en het water. Water kan worden omgeleid, een rivier gekanaliseerd en de zee door hoge dijken geweerd, maar we zijn gewaarschuwd: het water wint. Die waarschuwing ligt niet alleen besloten in mythen en verhalen, maar ook in overdracht van kennis en ervaring, in wetenschappelijk onderzoek en rationele risicoanalyse. Maar de kennis is altijd onvolkomen en het onderzoek loopt achter de feiten aan. Dat is vandaag de les van de Corona COVID 19 pandemie.

 

De natuur vecht terug

Rachel Carson begint haarboek Silent Spring (1962) met een fabel over een dorp waar plotseling al het leven verdween. Dat was niet veroorzaakt door heksen of vijanden: de mensen hadden het zelf gedaan. Maar het boek is geen fictie. Rachel Carson presenteert de resultaten van haar onderzoek naar het gevolg van pogingen van de mens om de natuur te bedwingen. Met chemische middelen wordt gepoogd ongewenste insecten te bestrijden. Maar, schrijft ze, de insecticiden worden biociden en doodselixers.

Die praktijk heeft twee gevolgen. De natuur geeft zich niet gewonnen, maar vecht terug. De insecten ontwikkelen resistentie tegen de chemische wapens waarmee zij worden bestreden. Zij vermenigvuldigen zich in nog grotere getale: een lawine die niet valt te stoppen. Tegelijkertijd wordt het leven daaromheen gedood: de aarde, het grondwater, de zee, de rivieren en de lucht worden vergeven met dodelijk materiaal. Vogels en vissen sterven. Virussen en parasieten verspreiden zich, tasten andere levensvormen aan en bedreigen ook de mens. Bestuiving door insecten neemt af, de bevruchting loopt gevaar en de productie van voedselgewassen komt onder druk te staan.

Silent Spring was een wake up call. Na de verschijning van dit boek beseften velen dat hoe groot het gevaar was dat mensen zichzelf aandeden. Er kwamen nationale richtlijnen en internationaal overleg. In 1992 leidde dat tot het VN-biodiversiteitsverdrag. De landen die het ondertekenden verplichtten zich de biodiversiteit binnen hun eigen land in stand te houden en andere landen daarbij te helpen. Maar het verdrag werd geschonden en de richtlijnen genegeerd. In 2002 pendelde ik in Den Haag heen en weer tussen het Congresgebouw, waar op dat moment de landen die het verdrag ondertekend hadden bijeen kwamen om de voortgang te bespreken, en de Tweede Kamer waar de regering werd gekapitteld over een aanscherping van de ammoniak richtlijn. Mooie woorden over rentmeesterschap over de Schepping stuitten af op een kongsi tussen het CDA, de boeren en de chemische industrie.

Telen, temmen en verzorgen

Waar dat op kan uitlopen is gefictionaliseerd in De geschiedenis van de bijen (2015) van de Noorse schrijfster Maja Lunde. In het midden van de negentiende eeuw ontwerpt William, een Engelse bioloog, een nieuw soort bijenkorf. Zijn vinding biedt perspectief, maar hij krijgt er geen patent op: iemand anders was hem voor. Hij kan zijn vinding niet te gelde maken en zijn zoon geen toekomst bieden. Honderdvijftig jaar later wordt George, een Amerikaanse imker, geplaagd door voortdurende bijensterfte. De bijenteelt biedt hem en zijn familie geen toekomst meer en hij verbrandt zijn korven. Tegen het einde van de een en twintigste eeuw zijn zowel de wilde bijen als de honingbijen uitgestorven. In China vindt de bestuiving plaats met de hand, bloem voor bloem, vrucht voor vrucht, boom voor boom, tientallen uren per boom. Het regime dwingt miljoenen mensen deze taak te verrichten om aldus de voedselproductie veilig te stellen, dag na dag en jaar na jaar. Het verdwijnen van insecten en de klimaatverandering hebben geresulteerd in massale migratiestromen, voedseltekorten, hongeroorlogen en sterfte. De bevolkingsomvang neemt niet langer toe, maar af. De aarde kan zoveel mensen niet langer herbergen. Om het overleven van de mensheid zeker te stellen en verdere chaos te voorkomen heeft de staat alle macht naar zich toe getrokken. Het gemeenschappelijk belang staat niet toe dat mensen eigen keuzes maken.

Men weet niet beter: geen van hen heeft ooit een bij gezien. Tao is een van hen. Zij moest met het bestuiven beginnen toen zij vijftien jaar oud was, maar er is een tekort aan mensenhanden en haar zoontje Wei-Wen zal reeds op achtjarige leeftijd gerekruteerd worden. Maar het kind overlijdt plotseling en Tao staat voor een raadsel, want zijn lichaam wordt door het regime van haar weggenomen. Tao gaat op zoek en reist naar Beijing. Het is een dode stad geworden. Er leven alleen nog oude mensen en zieken die aan hun lot zijn overgelaten, ook al diegenen die vanuit de rest van het land daar naartoe zijn gebracht en opgeborgen.

In een bibliotheek die door niemand meer geraadpleegd wordt vindt Tao boeken over de Great Collapse van een halve eeuw eerder en over wat daaraan voorafging. Een daarvan gaat over de geschiedenis van de bijen. Het is geschreven door Thomas Savage, een zoon van George. Uit dat boek begrijpt Tao dat bijen alleen verzorgd kunnen worden, niet getemd. Op een gegeven moment was de grens tussen zorgen en temmen overschreden en werd de Great Collapse onontkoombaar.

Tao ontdekt nog meer: Wei-Wen is gestorven door een bijensteek. Er waren nog enkele levende bijen overgebleven en het regime is een project begonnen om bijen te telen. Het vindt plaats in het grootste geheim, achter hoge muren en beveiligd door militairen. Maar het telen betekent: temmen, dezelfde fout die was gemaakt door vorige generaties.

 

De beschaving bedreigd

Het is een beklemmende dystopie. Wanneer de mensheid grenzen overschrijdt waarmee het evenwicht in de natuur wordt bewaard, wordt niet alleen het leven, maar ook het samenleven bedreigd. Dan komt de moeizaam bevochten beschaving zelf onder druk te staan. Menselijke vrijheden, rechten en waarden worden terzijde geschoven. Het recht van de sterkste gaat prevaleren, de democratie erodeert, de ongelijkheid tussen mensen neemt toe, de zwakkeren vervallen in armoede. Rijkere en machtiger groepen gaan hun positie beschermen ten koste van anderen. De veiligheid van een deel van de bevolking wordt dan belangrijker geacht dan solidariteit en humaniteit. Naties keren zich naar binnen, verdragen worden geschonden, internationale instituties ontmanteld. De democratie erodeert, de macht van de staat wordt verabsoluteerd en het voeren van oorlog om eigen belangen te beschermen is niet langer taboe.

De manier waarop gereageerd wordt op huidige Corona crisis laat daar al iets van zien. Er wordt fake nieuws gecreëerd, gevolgd door verdachtmakingen en beschuldigingen. Complottheorieën spoken rond. Machthebbers hanteren de crisis als argument om vrijheden te beperken, de democratie op te schorten en hun eigen positie te versterken. 

Niet alleen Trump en Bolsonaro maken zich schuldig aan polarisatie en het zaaien van verdeeldheid. In Europa nemen nationalisme, antisemitisme en discriminatie weer toe.  Mensen worden verweten te dik te zijn, of te oud. Zij zijn schuldig, want zij hebben zichzelf kwetsbaar hebben gemaakt voor het virus. Ouderen hebben te lang geleefd, of in ieder geval lang genoeg. Hun bescherming vormt een sta in de weg voor jongeren die snakken naar “het oude normaal”. 

Ook voor politici is het hemd nader dan de rok. We hebben genoeg aan onszelf. De gezondheidszorg in Afrika is fragiel en het overgrote deel van de bevolking te arm om de gevolgen van de crisis op te vangen. Maar de oproep van VN-organisaties om de nood te helpen lenigen wordt terzijde geschoven zonde er veel woorden aan vuil te maken. Geen cent voor het Zuiden, niet alleen voor Afrika, maar ook niet voor Griekenland, Italië en Spanje. Daar schamen we ons niet voor. We gaan er zelfs prat op, Rutte en Hoekstra voorop. De vrekkige vier is een Geuzennaam geworden. Op een recente voorpagina van Elsevier Weekblad worden hardwerkende witte Noorderlingen afgebeeld tegenover een paar luierende en feestvierende personen met een Zuidelijk uiterlijk.

Argumenten te over om die discriminatie te rechtvaardigen: ze hebben nagelaten voor barre tijden te sparen, hebben onze adviezen in de wind geslagen, willen niet hervormen en moeten het nu zelf maar weten. Het is de oude discriminerende Noord Zuid reflex die zijn kop weer opsteekt, vooral in Nederland. Ons land is nog meer binnenwaarts gericht dan andere landen in West-Europa. Vluchtelingen uit het Zuiden zijn bij ons nog minder welkom dan elders. Politieke leiders maken goede sier met toespraken over “de stilte van het wegkijken”, maar huidige politieke elite zwijgt stil en toont zich blind voor ellende aan de andere kant van de grens.

De Corona crisis staat niet los van andere crises. De wereldwijde klimaatverslechtering en teloorgang van de biodiversiteit, de vluchtelingenstromen over nationale grenzen heen, de ineenstorting van het internationale financiële systeem, naast in het Westen de breuk in het arbeidsstelsel en de ontmanteling van het zorgsysteem, in combinatie met toenemende armoede, ongelijkheid en burgeroorlogen buiten Europa vormen samen een crisis in het wereldsysteem. De crises hangen onderling samen, versterken elkaar en kunnen worden teruggevoerd op gemeenschappelijke oorzaken. Kapitalisme en de geesteshouding die daarmee gepaard gaat: consumentisme, een leefstijl gericht op genot en amusement, narcisme gevoed door sociale media, het terugdringen publieke verantwoordelijkheden, verheerlijking van marktmechanismen en van geld verdienen met geld, in plaats van met het investeren in maatschappelijk zinvolle productie, dat alles draagt bij aan het niet langer respecteren van grenzen die de natuur ons stelt. We willen alles beheersen, overal en snel. We koloniseren de leefgebieden van anderen, niet alleen van inheemse volken, maar ook van planten en dieren. Maar, schreef Rachel Carson: “De natuur vecht terug”.  

 

“Is de reis niet noodzakelijk? Keer dan terug!”

Al die crises samen maken duidelijk: we zullen vele stappen terug moeten zetten: minder globalisering van de economie, minder massa consumptie en massa toerisme, minder vliegreizen, minder boskap, minder vee en vlees, minder grootschalige festivals. Meer sociale en economische gelijkheid en meer aandacht voor de meest kwetsbaren onder ons. Volg de oproep op de borden aan de grens: “Is uw reis niet noodzakelijk? Keer dan terug!”

Is er hoop? Kunnen individuele personen helpen een verandering te bewerkstelligen? Tao legde zich niet bij de feiten neer. Ze ging op zoek en ontdekte wat er aan de hand was. Ze begreep de les van de geschiedenis van de bijen en hield die niet voor zichzelf. Ze had de moed om het regime daarmee te confronteren. Aan het slot van het boek beschrijft Maja Lunde een wonder: het regime toont zich ontvankelijk en luistert. Men trekt de soldaten terug, sloopt de muur en laat de bijen vrij rondvliegen.

Eén enkel persoon die vragen stelt, op onderzoek uitgaat, volhoudt en leiders op hun verantwoordelijkheid aanspreekt, kan succes hebben. Er is dus hoop.