‘Afrikaanse leiders hebben mij zeer teleurgesteld’In: NRC, 3 juli 2018Grote idealen tekenden de lange carrière van Jan Pronk als minister en later als diplomaat. Ze pakten niet altijd goed uit. Nu publiceert hij zijn memoires over zijn tijd in Afrika. „Ik heb nooit oogkleppen op gehad.” Door correspondent Koert Lindijer Het is tijd voor de memoires van de in 1940 geboren Johannes Pieter Pronk. Na een zware hartaanval vorig jaar ervaart hij iedere dag als een bonus. In zijn woning in Den Haag spit hij uren achtereen door de verslagen die hij bijhield van zijn diplomatieke ontmoetingen, met dezelfde discipline die hij als minister voor Ontwikkelingssamenwerking had. Die ontmoetingen vonden plaats in presidentiële paleizen, bij guerrillastrijders langs de Nijl of bij gevluchte Rwandezen diep in de Congolese jungle. Het eerste deel van zijn memoires heet Strijd rond de Grote Meren en gaat over de crises in Rwanda en Congo in de jaren negentig. Foto Vincent Mentzel CVVan minister en VN-gezant tot ‘persona non grata’ Johannes Pieter (Jan) Pronk (mei 1940) was in drie kabinetten minister voor Ontwikkelingssamenwerking namens de PvdA: in de periode 1973-1977 (onder premier Den Uyl), 1989-1995 (Lubbers) en 1995-1998 (Kok). In 2013 zegde Pronk zijn PvdA-lidmaatschap op uit onvrede met de koers van de partij als het ging om ontwikkelingssamenwerking en vreemdelingenbeleid. Pronks benoeming tot speciaal gezant van de VN voor Soedan, kwam in 2004. Hier voltrok zich een genocide in de provincie Darfur. Twee jaar later verklaarde het regime van de Soedanese president Omar al-Bashir hem tot ‘persona non grata’. Pronk was tijdens dergelijke werkbezoeken altijd behulpzaam voor journalisten. Menigmaal mocht ik met hem op stap, maar ik leerde hem nooit echt kennen. Pronk kwam altijd over als een intellectueel, geen gevoelsmens. Alleen heel soms, heel even. We vlogen eens naar een gebied in Noord-Kenia toen plots alle raampjes met een dikke zwarte smurrie werden bedekt. De piloot waarschuwde dat we dreigden neer te storten. Na een geslaagde noodlanding klonk de emotie door in Pronks stem. „Het leven is toch wel de moeite waard om te blijven leven”, verzuchtte hij. Maar enkele minuten later, toen de piloot de dop op de olietank had geschroefd, klonk het afstandelijk: „Gelukkig ben ik nog op tijd voor het debat morgen in de Tweede Kamer.” De missionaire drang van Jan Pronk steekt af tegen de huidige politiek. „Crimineel” noemt hij, in een vier uur durend gesprek, de samenwerking van de EU met Soedan om migranten tegen te houden. Hij werd in 2004 benoemd tot speciaal VN-gezant voor dat land. President Omar al-Bashir onderdrukte in Darfur een opstand met hulp van de Janjaweed-milities. De Verenigde Staten spraken van een genocide. Hoe anders zijn de relaties tussen het Westen en het Soedanese regime nu: „We geven nu steun aan Bashir. De Janjaweed noemen we tegenwoordig grenswachten die met Europese hulp vluchtelingen uit Soedan en Eritrea moeten tegenhouden. Een schande”, zegt Pronk. „Er vindt geen genocide plaats, maar wel doodslag, met westerse betrokkenheid. De politiek is nu erger dan cynisch. Louter op onszelf gericht, strategisch naar binnen gekeerd.” OogkleppenDe vraag rijst of Pronk als minister en VN-gezant niet naïef is geweest. „Nee. Ik heb nooit oogkleppen op gehad. Wie zijn ogen sluit voor het mondiale kapitalistische systeem, díé is naïef. Net als degenen die denken dat we vluchtelingen kunnen tegenhouden. Naïef is degene die zijn eigen, witte identiteit – want dat is waar het tegenwoordig om gaat in Nederland – wil beschermen.” Pronk had als minister van doen met een arm en hulpbehoevend Afrika. De armoede lijkt in delen van het continent voorbij, maar Pronk waarschuwt: het gaat helemaal niet zo goed. „Door macro-economische groei gaat het velen goed in Afrika. Maar dat geldt niet voor iedereen. In het huidige door het Westen aangevoerde ontwikkelingsproces gaat het vooral om de relatie met de elite en de bovenkant van de middenklasse – de mensen die op dezelfde markt zitten als wij. We richten onze steun vooral op die groepen en niet op de onderkant. Dat leidt tot escalerende conflicten en repressie.” Soedan, Noord Darfur, ten westen van El Fasher. Juli 2005 Jan Pronk, speciaal afgevaardigde van Secretaris Generaal van de Verenigde Naties met medewerkers op werkbezoek in Darfur. Met helikopter van de VN zijn ze naar de afgesproken plek gekomen om een gesprek te hebben met Suleyman, commandant van rebellen beweging SLA, rechts in beeld. Jan Pronk denkt voor het einde van dit jaar de Darfur crisis opgelost te hebben Jan Pronk in het veld. Foto Sven Torfinn Grote idealen
Lees ook over de Rwandese president Kagam:Kagam, redder én moordenaar (opent in nieuw venster) Grote idealen tekenen het leven van Pronk, maar ze pakten niet altijd goed uit. Zijn rolmodellen zijn premier Joop den Uyl en de econoom Jan Tinbergen: Den Uyl belichaamde de hemelbestormende ambities van de jaren zestig, Tinbergen lanceerde theorieën over mondiale herverdeling van arbeid en rijkdom. Door idealisme en een rechtvaardig sociaal-economisch model kon de wereld worden verbeterd, dacht Pronk. Hij wilde een partner zijn bij het oplossen van conflicten in Centraal- en Oost-Afrika en zat om de tafel met de jonge leiders die daar in de jaren tachtig en negentig de macht kregen, zij het vaak met het geweer in de hand: Yoweri Museveni in Oeganda, Meles Zenawi in Ethiopië en Paul Kagame in Rwanda. Met Nederlands geld werden hun idealen gesteund. De wat formele, maar gedreven minister verkreeg met zijn instelling meer respect en invloed dan zijn voorgangers of opvolgers. Maar hij liep vast op de weerbarstige werkelijkheid. Uiteindelijk werd Pronk belazerd door Kagame, verloor hij het vertrouwen in de eigengereide Museveni en stelde de Ethiopische premier Meles Zenawi hem diep teleur. De genocide in 1994 in Rwanda is de meest dramatische gebeurtenis uit zijn loopbaan. Het is ook het onderwerp van het eerste deel van zijn memoires. De gruwelijke gebeurtenis daar leidde ook tot een grootschalige oorlog in buurland Congo. Als een van de allereerste Europese ministers snelde Pronk naar Rwanda. Hij knoopte een hechte band aan met Paul Kagame, leider van de opstandelingen en nu president. Die relatie is achteraf gezien controversieel te noemen, zeker na verschijning van nieuwe publicaties over vermeend moorddadig gedrag door Kagame. Ook in zijn eigen boek schrijft Pronk dat Kagame zijn vertrouwen heeft beschaamd. Zo ontkende hij tegenover de Nederlandse minister in 1996 dat zijn soldaten Congo waren binnengevallen.
Ondanks die leugens bleef Pronk met hem samenwerken. „Wat moet je anders, je van hem afkeren? Het enige alternatief is, dat je je zo geschoffeerd voelt, dat je je terugtrekt. Dus blijf je samenwerken, om druk uit te oefenen en de mensenrechten zoveel mogelijk overeind te houden. Maar ja, je hebt van doen met spelers om de macht.” Tijdens de genocide in Rwanda kwamen in een periode van honderd dagen bijna één miljoen mensen om. Daarna vielen ook nog eens honderdduizenden doden in Congo. En Kagame speelde daarbij een hoofdrol. Tijdens de Rwandese inmenging in het buurland trokken 700.000 Rwandese vluchtelingen het binnenland van Congo in, achtervolgd door Congolese rebellen en het Rwandese regeringsleger. „Die vluchtelingen zijn verdwenen en voor een groot deel vermoord. Maar door wie? Ik geloof niet dat Kagame daar continu aanwezig was met zijn leger. Maar er was een burgeroorlog opgestookt, die nog steeds doorgaat. Daar is Kagame wel medeverantwoordelijk voor.” Die details van de bloedigste gebeurtenissen van de vorige eeuw zijn nog altijd niet duidelijk. De gangbare versie, ook door Pronk aangehangen, is dat radicale Hutu’s in de Rwandese regering alle Tutsi’s probeerden te vermoorden. Kagame en zijn Rwandese Patriottische Front (RPF) maakten een einde aan die genocide. Maar journalist Judi Rever schrijft in haar recent gepubliceerde boek In Praise of Blood dat ook Kagame opdracht gaf voor moordpartijen in Rwanda en later in Congo. Hij zou ook al vóór, tijdens en na de genocide in 1994 grote aantallen mensen hebben omgebracht. „Ik stel vast dat het om grotere aantallen gaat dan ik in 1994 dacht”, zegt Pronk. „De massaliteit waarover nu wordt geschreven, daar waren toen geen aanwijzingen voor.” 1996. Rwandeese vluchtelingen rusten op een weg naast het oude vluchtelingenkamp van Mugunga, vlakbij de grensstadjes Goma.Foto Reuters Structurele moordenWel kreeg hij in 1994 te horen dat het ook aan RPF-zijde niet allemaal deugde. „Die aanwijzingen waren tamelijk schokkend. Maar dan is de vraag of die moorden structureel waren. Kagame gaf toe dat incidenten plaatsvonden, maar op een veel kleinere schaal. Wat je tegen elkaar weg streept, is aan de ene kant een vooropgezet plan om een hele bevolkingsgroep uit te moorden, met daartegenover een inval door een goed geordend leger van Kagame. Tegelijkertijd waren er veel vergeldingsacties. Je moet er altijd van uitgaan dat er veel kwaad gebeurt, ook door diegenen die je steunt.” Kagame reageert niet zachtzinnig op tegenstand. In Rwanda, in buurlanden en in Kenia en Zuid-Afrika zijn zijn opponenten vermoord. In Nederland, België en Engeland houdt zijn geheime dienst dissidenten in de gaten. Een van de vermoorde tegenstanders is Seth Sendashonga, de ex-minister van Binnenlandse Zaken die Pronk goed kende. „Sendashonga was een van de mannen die ik het meest vertrouwde. Ik vond het heel erg toen hij werd ontslagen als minister en is vermoord. Na zijn ontslag in 1995 heb ik tegen Kagame gezegd dat er niets met hem mocht gebeuren. ‘Wat denk je wel’, kreeg ik als grimmig antwoord. Maar ik durfde dat te doen. Het was een soort Nederlandse bescherming.” Soedan, Kadugli, 1994 Minister Jan Pronk op bezoek bij vluchtelingen uit het Nuba gebergte. Persoonlijk kredietLees ook: En toen was Pronk écht weg, over Pronk die de PvdA verliet om principiële redenen. Na dat gesprek met Kagame faciliteerde Pronk een onderhoud voor mij met de Rwandese president. Het werd een lang interview, maar misschien was Pronks persoonlijke krediet toen al verspeeld. Toen ik het gesprek wilde beëindigen omdat Pronks vliegtuig op mij wachtte, pochte Kagame: „We gaan gewoon door met dit gesprek, want ik ben hier aan de macht. Ik houd het toestel wel voor je tegen.” Kagame was niet de enige controversiële figuur met wie Pronk werkte. De eerder genoemde leiders van Oeganda en Ethiopië waren ook niet zonder smet. Heeft Pronk dictators aan de macht geholpen? „Ik heb ze niet aan de macht geholpen. Ik heb ze gesteund. Museveni in Oeganda vond ik al eigengereid in de jaren negentig, alleen geïnteresseerd in zijn eigen gelijk. Ik had mijn vertrouwen in hem al verloren.” In 1991 veroverde in Ethiopië de guerrillabeweging van Meles Zenawi de macht. Pronk en de intellectueel Meles konden zich met elkaar meten. Uren debatteerden ze over ontwikkelingen in Afrika. Nadat Pronk hoogleraar aan het Instituut voor Sociale studies in Den Haag was geworden, studeerde Meles bij hem af met een scriptie over het autoritaire Ethiopische bestuursmodel. Daarna wilde hij een master doen met een proefschrift over mensenrechten. „Ik heb in premier Meles altijd als een betere Afrikaanse leider gezien. Hij zei: ‘We hebben je hulp helemaal niet nodig’, dus veel instrumenten had ik niet voor beïnvloeding. Op het allerlaatste moment heeft hij me ongelofelijk teleurgesteld. In 2005 schoot zijn leger op burgers omdat hij de verkiezingen dreigde te verliezen. Ik wilde hem daarna niet meer zien, tot hij in een hospitaal in Brussel werd opgenomen. Eerst durfde ik hem daar niet te bezoeken. Toen ik besloot toch te gaan, bleek hij plots gestorven. Ik was dus te laat, en daar heb ik nu spijt van. Want ik vertrouwde hem meer dan de anderen.” Jan Pronk: Strijd rond de Grote Meren, onderhandelen over vrede en recht in het hart van Afrika. De volgende delen gaan over Suriname, Indonesië en Soedan. |
|