Jan Pronk

De laatste klus van Jan Pronk

Vrij Nederland, 11 Maart 2006

Originele artikel
De laatste klus van Jan Pronk
11 Maart 2006

Originele artikel, 2,6MB
Click to enlarge

TEKST HARM EDE BOTJE
FOTOGRAFIE KADIR VAN LOHUIZEN

Omringd door twaalf bodyguards zet Jan Pronk zich in voor vrede in Soedan. De etnische zuiveringen in de regio Darfur gaan intussen gewoon door. Maar hij is er de man niet naar om bij de pakken neer te zitten. Er moeten oplossingen komen. VN liep een week mee met de speciale vertegenwoordiger van Kofi Annan. 'Ik doe niets anders dan werken. Het is slopend.'
Amsterdam, 8 oktober 2005. In een grote feestzaal op het voormalige Stork-terrein viert de stichting World Press Photo haar vijftigjarig bestaan. Honderden fotografen en fotoredacteuren van bladen als Time, Newsweek en de grote Franse, Engelse en Duitse dagbladen zijn te gast. Op het podium worden de (soms stokoude) fotografen gehuldigd die hun prijswinnende foto's nog maakten tijdens de Vietnamoorlog of eerder. Journaal-lezer Philip Freriks en oud-D66-voorman Gerrit Jan Wolffensperger praten de avond aan elkaar met flauwe grappen. Langzaam dommelt het publiek weg bij de zoveelste huldiging.
En dan verschijnt Jan Pronk op het toneel. De speciale vertegenwoordiger voor Soedan van Kofi Annan is vanuit Khartoem overgekomen om een toespraak te houden voor dit uitgelezen gezelschap. Hij gooit meteen de knuppel in het hoenderhok. 'Waar blijven jullie?' vraagt hij de aanwezigen. Hij beschrijft minutieus hoe een week eerder vierhonderd Arabische milities op paarden en kamelen een kamp met vluchtelingen binnenvielen, vlak bij de grens met Tsjaad. Ze begonnen te schieten, plunderden het kamp en trokken vervolgens moordend en rovend door twee nabijgelegen dorpen. Vijfendertig mensen kwamen om, voornamelijk vrouwen en kinderen.
Inmiddels zijn in Darfur meer dan twee miljoen mensen op de vlucht, naar schatting tweehonderdduizend mensen zijn vermoord. Groot nieuws is dat allang niet meer. Kortom, waar blijven jullie, vraagt Pronk de aanwezigen. 'We hebben meer foto's en meer verhalen nodig uit Darfur.'
Khartoem, begin februari 2006. Het bakstenen hoofdkantoor van de Verenigde Naties is gevestigd in de wijk Garden City, vlak bij de Iraakse ambassade. Dat de VN niet echt welkom zijn in Soedan, is meteen te zien. Voor de ingang staan grote betonnen blokken, auto's moeten vijftig meter daarvoor hun passagiers afzetten. Jan Pronk ontvangt in zijn kamer op de zesde verdieping, die spaarzaam is ingericht. Een vergadertafel, een bureau, een kast, tl-licht. 'We gaan over een paar maanden verhuizen,' zegt hij. 'Dit gebouw is niet veilig. Om ons heen worden allemaal nieuwe gebouwen neergezet, van waaruit je makkelijk met een raket de zaak hier in puin kunt schieten.'
Hij is bang voor een aanslag op de VN, zegt hij terwijl hij aan de vergadertafel gaat zitten. In de radicale moskeeën van Khartoem wordt gezegd dat de Verenigde Naties hetzelfde zijn als de Verenigde Staten. Dat ze onderdeel zijn van een groot complot tegen de Arabische wereld en de islam. 'Afgelopen week is in een van die moskeeën een grote groep mensen uit andere islamitische landen gesignaleerd. Wordt er iets voorbereid? Je moet constant alert zijn.'
Na de aanslag op het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in Irak, waarbij tientallen mensen omkwamen, onder wie VN-topman Sergio Vieira de Mello, sloeg de paniek op het hoofdkantoor in New York toe. De beveiligingseisen werden sterk opgevoerd. En dus heeft Pronk maar liefst twaalf bodyguards voor close protection. De Roemeense regering heeft de breedgeschouderde mannen ter beschikking gesteld als bijdrage aan de vredesmissie. Altijd is Pronk omringd door spiedende figuren die af en toe iets in een microfoontje fluisteren. Wel een beetje overdreven, vindt hij zelf. Gelukkig zijn de verhoudingen goed. De mannen, die het meestal over 'the boss' hebben, roemen Pronks conditie. 'Dat iemand van vijfenzestig in dit klimaat nog zo hard kan werken,' zegt een bodyguard met een klein zwart snorretje en een zonnebril op.
De Verenigde Naties liggen volgens Pronk permanent onder een vergrootglas. Soedanese vrouwen die het huis van een expat binnengaan, worden in de gaten gehouden. Een misstap van een VN'er kan terugslaan op de hele missie. Toen Pronk nog niet zo lang in Khartoem was, belandde een VN-medewerker in de gevangenis nadat hij was aangetroffen in een bordeel met drank en drugs. Er hing de man een straf van honderd zweepslagen boven het hoofd. 'Ik heb hem kunnen redden,' zegt Pronk. 'Maar dit moet dus niet te vaak gebeuren. Mensen die hier willen werken, moeten het niet doen omdat ze willen feesten of drinken. Dan kun je beter naar huis gaan.'
De Scheveningse calvinist Pronk doet zelf niet aan feesten. 'Hij is een asceet,' zegt de Mozambikaan Manuel Aranda da Silva, de tweede man van de VN in Soedan. 'Hij woont in een nogal leeg appartement. Soms hebben we een werkdiner bij hem thuis. Je krijgt een sandwich en dat is het dan.' Pronk: 'Ik doe niets anders dan werken. Het is slopend.' Hij zit vaak tot 's avonds elf uur op kantoor en verwerkt daarna thuis zijn e-mails. Naaste medewerkers slaken een zucht van verlichting als Pronk een week naar New York gaat. Eindelijk rust!
Pronk wil er, net als zijn grote voorbeeld Joop den Uyl, zijn voor 'de mensen in het land', in dit geval de vluchtelingen in Darfur. De machthebbers in Soedan bekommeren zich volgens Pronk niet om de bevolking. Zeggen waar het op staat doet hij nog steeds, ook al is hij tegenwoordig topdiplomaat. Hij vindt dat de Soedanese regering zich in 2003 en 2004 'schofterig' heeft opgesteld. Pronk noemt Soedan zonder enige terughoudendheid een 'politiestaat'. De burgers in Darfur zijn volgens hem slachtoffer van 'Arabisch racisme'. Maar ook de rebellen, zegt hij, malen niet om het welzijn van de bevolking. Hier en daar worden wel wenkbrauwen opgetrokken over zijn onomwonden manier van opereren. 'Direct wordt in Afrika al snel gezien als bot,' zegt tweede man Aranda da Silva. 'In gesprekken doet zijn manier van werken het goed, omdat veel Soedanezen Pronk als eerlijk en oprecht beschouwen. Maar bij publieke optredens kan zijn klare taal verkeerd vallen.'
Pronk zelf maakt zich geen zorgen: 'Het belangrijkste is dat alle partijen vinden dat we onafhankelijk zijn. We zijn als Verenigde Naties niet partijdig. Ik zeg harde dingen tegen de regering, maar ook tegen de rebellen.' Net als tijdens zijn ministerstijd in Den Haag is Pronk bij zijn staf berucht om zijn 'micromanagement'. 'Hij wil precies weten wat iedereen doet,' zegt persoonlijk assistent Sajid Khan. 'Veel mensen hebben moeite om zijn tempo bij te houden.' Van auto's op de stoep tot de indeling van de kantoren, overal bemoeit de drammer Pronk zich mee. Toen het te lang duurde voordat in de islamitische gebedsruimte een gordijn werd gehangen zodat mannen en vrouwen gescheiden konden bidden, ging hij zich persoonlijk met de aanschaf van het gordijn bemoeien. 'Hij heeft niet veel geduld en kan heel emotioneel worden,' zegt zijn rechterhand Aranda da Silva. 'Pronk kan echt met zijn vuist op tafel slaan, vooral als besluiten die hij heeft genomen niet worden uitgevoerd,' zegt de Nederlandse Eliane Provó Kluit, die is uitgeleend door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Maar ondanks zijn nukken wordt de 'Special Representative of the Secretary General' (SRSG) gewaardeerd. 'Hij zet zich met hart en ziel in voor Soedan,' vat Aranda da Silva de algemene opinie binnen de VNburelen samen.
De oud-minister werkt nu anderhalf jaar in Soedan als speciale vertegenwoordiger van Kofi Annan. De twee kennen elkaar nog uit de tijd dat de Nederlander bij de VN-organisatie Unctad in Genève werkte en Kofi Annan nog een hoge VN-ambtenaar was. Hun kinderen gingen naar dezelfde internationale school en ze zaten samen in het schoolbestuur.
Het was niet onlogisch dat Annan zijn oude kennis Pronk vroeg als SRSG. Al meer dan twintig jaar komt Pronk in Soedan. In de jaren negentig richtte de oud-minister 'een vriendengroep' op om te bemiddelen in de burgeroorlog die al twintig jaar woedde tussen het islamitische, Arabische noorden en het christelijke, Afrikaanse zuiden. Pas toen de Amerikanen toetraden tot het gezelschap, kwam er beweging in de zaak. In januari 2005 werd de vrede gesloten en Pronk moet er nu namens Annan voor zorgen dat het ook vrede blijft. In Zuid-Soedan zijn duizenden blauwhelmen actief die onder het commando van Pronk vallen. In zijn huidige functie komt alles samen: politicus, diplomaat en manager van tienduizend VN'ers.

Jan Pronk bij Pakistaanse VN-troepen in Damazin, Zuid-Soedan. De 1500 militairen moeten toezien op uitvoering van de vredesakkoorden tussen Noord- en Zuid-Soedan

Click to enlarge
Photo: Kadir van Lohuizen (c)
Toen Pronk aantrad was de etnische zuivering in Darfur al in volle gang. Maar in Darfur heeft hij - anders dan in het zuiden - een zeer beperkt mandaat. Hij kan bemiddelen en 'pleisters plakken': humanitaire hulp verlenen aan de vluchtelingen. Een slecht uitgeruste vredesmacht van de Afrikaanse Unie ziet sinds 2004 toe op handhaving van de wapenstilstand. Hier en daar hebben de Afrikaanse troepen kunnen zorgen voor rust en bescherming, maar over het algemeen zijn de etnische zuiveringen gewoon doorgegaan. De internationale gemeenschap heeft gefaald, constateerde Pronk in januari tijdens een toespraak voor de veiligheidsraad. 'Eigenlijk is er niet zo heel veel meer te zuiveren,' zegt Pronk nu droogjes.
Al drie jaar lang gaat het moorden in Darfur door. De internationale gemeenschap kijkt toe. Het is om moedeloos van te worden. Maar Pronk is er de man niet naar om bij de pakken neer te zitten. Moord, doodslag, vluchtelingen, etnische zuiveringen? Allemaal erg. Maar er moeten oplossingen komen. Dat hij gesprekken voert met mannen die als slagers en beulen kunnen worden omschreven?
Hoe moeilijk ook, je mag nou eenmaal nooit opgeven. Mogelijke vervolging is de taak van het internationaal strafhof in Den Haag, dat inmiddels met een onderzoek is begonnen. Het is de taak van de diplomaat Pronk om zo snel mogelijk verbetering te brengen in het lot van de mensen die nu in kampen zitten. Voor het einde van het jaar wil hij twintigduizend blauwhelmen naar Darfur sturen. Hij wil een steviger mandaat en beter materiaal. Dan, hoopt de SRSG, kan het moorden en plunderen definitief worden gestopt.
Darfur, half februari 2006. De helikopter landt bij een grote tent in the middle of nowhere. We hebben een uur gevlogen vanaf El Fasher, de hoofdstad van Darfur. Eerst over de stad, toen over een groot vluchtelingenkamp, toen de eindeloze woestijnvlakte, bergen, hier en daar een drooggevallen rivier of een uitgebrand dorpje. Jan Pronk zit in de andere helikopter en zal zo komen. Alleen... hij komt niet. De veiligheidsmensen worden zenuwachtig. Een paar weken geleden is een VN-helikopter neergestort. Er zal toch niets gebeurd zijn? Dan blijkt dat de Russische bemanning de verkeerde coördinaten heeft gebruikt. Pronk zit een boom verder. De helikopter stijgt weer op en tien minuten later zijn we alsnog op de juiste plaats, een kamp van de rebellenbeweging Sudan Liberation Army (SLA).

Bijeenkomst met rebellen van de Sudan Liberation Army op een geheim gehouden plek in Noord-Darfur. 'Ook wij willen vrede,' zegt de woordvoerder

Click to enlarge
Photo: Kadir van Lohuizen (c)
We worden opgewacht door mannen die in camouflage-uniform boven op hun pickup trucks zitten. Natuurlijk hebben ze zonnebrillen op en dragen ze AK-47's over hun schouder. Maar verder zijn ze heel aardig. Het zijn boerenjongens die nauwelijks scholing hebben gehad. Vrijwel zonder uitzondering zijn hun dorpen in 2003 en 2004 aangevallen door het leger en de Arabische milities. Bijna allemaal hebben ze familieleden verloren of vrouwen en kinderen die in vluchtelingenkampen zitten.
We stappen in een jeep en stuiven over het zand in de richting van een grote boom. Daar zitten honderdvijftig strijders op tapijten te wachten op een toespraak van mr. JanPronk, zoals hij tijdens de twee uur durende bijkomst consequent zal worden aangeduid - voor- en achternaam zijn één geworden.
Pronk heeft vandaag zijn blauwe krijtstreep verruilt voor een kaki field uniform. Hij beent op en neer achter een krakkemikkig schoolbureau. Druk gesticulerend geeft hij een college van bijna een uur. Pronks vader, moeder, broer én zus waren of zijn leraar en dat is te zien. De rebellen luisteren stil. 'Je moet er een show van maken,' zegt hij later, 'proberen de aandacht vast te houden, ook al moeten je woorden worden vertaald in het Arabisch.'
De rebellen luisteren wel, maar hun blik dwaalt regelmatig af naar zijn vertaalster en persoonlijk secretaresse Lamia Dool. Zij is een achtentwintigjarige, lichtgekleurde (belangrijk in Soedan!) beauty uit de upperclass van Khartoem. Haar vader is apotheker, haar moeder bankier. In het provinciaalse Darfur reist ze rond in een naveltruitje, op haar rug piept een tatoeage uit boven haar broekband. Vlak voordat de bijeenkomst met de rebellen begint, slaat ze toch maar een grote doek om haar schouders. Pronk verdedigt de manier waarop zijn Soedanese secretaresse zich kleedt. 'De lokale staf weet precies wat ze wel en niet kunnen maken in dit land. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid,' zegt hij.
Een opvallende uitspraak, omdat Pronk bij de internationale staf altijd hamert op respect voor de lokale gewoonten en gebruiken en waarschuwt voor arrogant of neerbuigend gepraat over bijvoorbeeld de islam. Gevolg: westerse VN-vrouwen zullen zich wel twee keer bedenken voordat ze in een naveltruitje op een bijeenkomst verschijnen.
Nadat Pronk is uitgepraat, neemt een oudere man met een grijze baard het woord. Het is Suleiman Gamous, vertegenwoordiger van de SLA. De rebellenbeweging in Darfur is voor buitenstaanders een ondoordringbare kluwen groepen en groepjes. In 2003, toen het leger en de milities begonnen met de systematische etnische zuiveringen, leek het simpel: de slachtoffers bewapenden zich en vochten terug. Er waren twee verzetsbewegingen: de seculiere SLA en de fundamentalistische Justice and Equality Movement (JEM). Maar de afgelopen maanden zijn er afsplitsingen gekomen langs etnische lijnen. De Zagawha-stam heeft Minni Minawi als leider gekozen van de politieke afdeling van de SLA, terwijl het Fur-volk zweert bij een zekere Abdulwahid al-Nur. Binnen de (seculiere) SLA wordt Suleiman Gamous niet door iedereen vertrouwd omdat hij betrokken was bij de fundamentalistische partij van Hassan Al Turabi, die jarenlang aan de macht was in Khartoem en in de jaren negentig goede banden onderhield met Osama bin Laden.
Toch hoopt Pronk via Gamous zijn doel te bereiken: eenheid onder de rebellen. Gamous stelt met de hand op het hart dat de aanwezigen voor vrede zijn. En dat ze niet willen kiezen tussen de rivaliserende SLA-leiders. Maar ze zeggen ook dat ze bang zijn om meegezogen te worden als het Soedanese leger een offensief inzet. 'Schrijf een brief waarin je aandringt op vrede,' zegt Pronk. De rebellen beloven dat te doen.
Die avond belt Zagawha-commandant Minni Minawi wel drie keer op Pronks satelliettelefoon. Hij is boos. Waarom is de SRSG zonder hem te informeren naar zijn gebied gegaan? Dat Minawi echt kwaad is, en dat het misschien onverstandig was van Pronk om hem te passeren, blijkt een week later. Dan horen we dat bij vuurgevechten tussen mannen van Minawi en de groep die Pronk ontving een onbekend aantal doden is gevallen. Suleiman Gamous werd onder huisarrest geplaatst. Pas onder grote druk van Pronk wordt hij een paar dagen later in zijn functies hersteld.

Jan Pronk leest 'The New Rulers of the World' van John Pilger. 'Als ik vlieg heb ik tijd om boeken te lezen. Ik lees ook NRC Handelsblad, met een vertraging van een maand. Vind ik niet erg.' Naast Pronk een Roemeense bodyguard

Click to enlarge
Photo: Kadir van Lohuizen (c)
De volgende dag is de SRSG een paar honderd kilometer verderop te gast bij de tegenpartij. Pronk zit dit keer diep weggezakt in een grote fauteuil, naast gouverneur Al Haj Atta Al Mannan Idris van Zuid-Darfur. In de kamer hangt een doordringende lucht uit een spuitfles. Overal staan gele plastic bloemen. Op tafeltjes staan flesjes cola en water. Het vertrek is gevuld met hoge medewerkers van de Verenigde Naties en Soedanese ambtenaren, van wie er eentje halverwege in slaap sukkelt. Jan Pronk is - net als bij de rebellen - bijna de hele tijd aan het woord. De Wali, zoals een gouverneur in Soedan wordt genoemd, luistert minzaam glimlachend. Hij heeft een scherp gesneden, 'Arabisch' gezicht. Hij komt uit Khartoem en onderhoudt nauwe banden met de top van de heersende dictatuur, vooral met vice-president Ali Osman Taha, die binnenkort waarschijnlijk zal worden aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden. De gouverneur was niet in Darfur toen de grootste slachtingen plaatsvonden, maar hij heeft sinds zijn aantreden niets ondernomen om de milities te ontwapenen of om de terugkeer van de vluchtelingen te garanderen. Voor Pronk heeft de Wali niets dan vleiende woorden. 'U verricht goed werk en u bent een acceptabel figuur.' Het is een twijfelachtig compliment van een man met bloed aan zijn handen. Pronk probeert tijdens het gesprek de angst weg te nemen dat er een westerse troepenmacht naar Darfur komt. Hij benadrukt dat er wat hem betreft Afrikaanse en Aziatische protection forces komen. Dus geen Amerikaanse commando's. Maar er moeten wel goed uitgeruste gevechtshelikopters gaan rondvliegen om de bevolking te beschermen. 'En die kunnen alleen door rijke, westerse landen worden geleverd.' De gouverneur voorspelt 'grote problemen' als de troepen van de Verenigde Naties zonder overleg met de regering naar Darfur komen.
Vervolgens klaagt de Wali dat de regering eenzijdig de schuld krijgt van alles wat zich in Darfur afspeelt. Terwijl bij een aanval op een dorp de rebellen mensen hebben ontvoerd en vermoord. De wereldwijde verontwaardiging over de moordpartijen in Darfur lijkt aan de Wali voorbij te zijn gegaan. Hij ontkent elke betrokkenheid van de regering en zegt dat er sprake is van 'een probleem tussen stammen'. De situatie zal 'snel weer normaal worden'. En de rol van de internationale gemeenschap? Die houdt zich volgens zijne excellentie bezig met 'onbelangrijke problemen'.
Pronk weet zijn gezicht in plooi te houden na deze wel heel boude beweringen. Hoezo onbelangrijk werk, vraagt hij retorisch. De VN en de hulporganisaties vangen 2,2 miljoen ontheemden op. En dan leest Pronk de gouverneur vriendelijk maar gedecideerd de les. 'Uw president heeft al in juli 2004 beloofd de milities te ontwapenen. Dat is niet gebeurd. Uw leger heeft de dorpen aangevallen in 2003. Uw leger heeft operaties uitgevoerd in buurland Tsjaad. U moet niet altijd zeggen dat de fout bij een ander ligt. Nog steeds vinden aanvallen plaats op burgers en altijd is het leger dan in de buurt om de wegen af te zetten.' De Wali glimlacht weer minzaam. Er worden nog wat beleefde woorden uitgewisseld en handen geschud voordat de partijen uit elkaar gaan.

Pronk wast voor vertrek zijn handen bij het guesthouse van de Verenigde Naties in Nyala, Zuid-Darfur. In de deuropening staat een van de Roemeense bodyguards te wachten

Click to enlarge
Photo: Kadir van Lohuizen (c)
Die avond heeft Pronk onder een glinsterende sterrenhemel een ontvangst in het guesthouse van het VN-kinderfonds Unicef. Achter een hoge muur en prikkeldraad doen VN'ers zich te goed aan een lopend buffet met salade, gegrild vlees en platte broden. Alcohol is er niet in het streng islamitische Soedan, dus de aanwezigen drinken cola en sinas. Voor Pronk is dat geen probleem. Hij zwoor op 7 mei 1984 de drank af. In de jaren daarvoor was hij regelmatig in het nieuws wegens rijden onder invloed. 'Ik kon er niet tegen, daarom ben ik radicaal gestopt,' is alles wat hij er over kwijt wil. Pronk maakt hier en daar een praatje en zondert zich af en toe af om met 'New York' te bellen. Om halfnegen is iedereen weg: een halfuur later gaat de avondklok in. 'Voor mij is het wel prettig, zo'n curfew,' zegt Pronk. 'Kan ik op tijd naar bed.'
Maar voor het zover is, wil hij nog even praten bij een laatste kop koffie, alsof er gedurende de dag niet genoeg is geanalyseerd en gefilosofeerd. Het gesprek gaat over de Nederlandse politiek. En dan blijkt dat Pronk zich midden in Darfur, duizenden kilometers verwijderd van het Binnenhof, nog steeds woedend kan maken over zijn totale tegenbeeld in de Nederlandse politiek, de rechtse houwdegen Rita Verdonk. 'Met haar heb ik nog een appeltje te schillen.' Pronk was voor zijn vertrek naar Soedan voorzitter van de Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON). In die hoedanigheid uitte hij zware kritiek op Verdonk en noemde hij uitzettingen van asielzoekers naar Kongo en Somalië 'deportaties'. De minister was not amused en weigerde Pronk nog langer te ontvangen. Op grond van de wet op het minderhedenoverleg werd hij tot persona non grata verklaard. Pronk, opgewonden: 'Ik vind dat een gotspe. En het ergste is dat niemand een vinger voor me heeft uitgestoken. Mijn eigen partij niet en ook niet een oud-collega als Laurens Jan Brinkhorst. Ik heb hem benaderd, maar nooit meer wat gehoord. Ik hoop niet eens meer dat het goed komt. Wat mij betreft is dit het einde. Met deze mensen wens ik nooit meer iets te maken te hebben.'
Pronk zegt dat hij nu echt zo naar bed gaat, maar dan komen we toch weer op Soedan. Heeft het zin om het soort gesprekken te voeren zoals vanmiddag met de gouverneur? Die man doet toch waar hij zin in heeft. Pronk ziet dat genuanceerder. Hij zegt dat met deze gouverneur best afspraken te maken zijn. Ook zou de Wali bemiddeld hebben bij onderlinge ruzies onder clans.
Pronk blijft ondanks alles in gesprek met de Soedanese regering. Veel andere opties zijn er ook niet. Een regime change? Geen westers land wil daarvoor nog troepen leveren na het debacle in Irak. 'De Amerikanen hebben in Irak zulke grote fouten gemaakt dat dergelijke troepen geen enkele geloofwaardigheid meer zouden hebben. Het zou uitlopen op een bloedbad.' Pronk ziet meer in regime character change, verandering van binnenuit, naar het voorbeeld van Zuid-Afrika. 'Deze regering zegt acht keer nee, maar de negende keer ja. Ze waren eerst tegen de vredesmacht van de Afrikaans Unie. Nu mogen die niet meer weg. Ze waren mordicus tegen een onderzoek van het International Criminal Court naar oorlogsmisdaden. Nu mag de delegatie hier vrij werken. Ik hoop dat ik door veel gesprekken en discussies dat wantrouwen kan wegnemen.'
Pronk is er van overtuigd dat de regering ondanks al haar huidige reserves uiteindelijk zal toestemmen in de komst van een nieuwe vredesmacht van de Verenigde Naties in Darfur. 'Groepen binnen het regime zijn oorlogsmoe. Door de Amerikaanse sancties die nu al jarenlang duren, zit Soedan in een isolement. Daar willen ze vanaf. In Soedan zit olie. Ik zeg altijd tegen ze: als jullie mee willen doen aan de geglobaliseerde wereld, moet Darfur worden opgelost.'
Tien dagen later in Khartoem lijkt het er op dat Pronk voorlopig toch bot zal vangen. Geheel buiten zijn macht zijn in westerse hoofdsteden de paarden op hol geslagen. In Darfur is genocide gepleegd, roept de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice nog maar eens een keer. De Amerikaanse president Bush geeft samen met VN-baas Kofi Annan een persconferentie waar ze oproepen tot daadkrachtig ingrijpen. Annan wil 'een sterke, zeer mobiele VN-macht'. Alleen westerse landen zouden zo'n legermacht kunnen leveren, want zij hebben hiervoor de benodigde kennis en apparatuur in huis. Er worden telefoongesprekken gevoerd met Navo-baas Jaap de Hoop Scheffer. Khartoem staat op zijn kop. De Amerikanen willen ons bezetten! Complot! Op straat worden (door de regering toegestane) demonstraties tegen de komst van een VN-macht georganiseerd.
Het is dinsdagochtend. Het benedenzaaltje van het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in Khartoem waar de wekelijkse persconferentie wordt gehouden, barst bijna uit zijn voegen.
In de ochtendkranten staat dat Pronk is ontboden op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Khartoem. Er wordt gretig geciteerd uit een persverklaring van het ministerie waarin gehakt wordt gemaakt van de SRSG. Hem is te verstaan gegeven dat hij zich te veel bemoeit met interne zaken in Soedan en dat hij daarmee inbreuk maakt op de soevereiniteit van het land. Ook zou hij Soedan een slechte naam bezorgen door allerlei onwaarheden te debiteren bij de Veiligheidsraad in New York. In het verleden is Pronk door de regeringsgezinde pers regelmatig uitgemaakt voor Gouverneur-Generaal, een verwijzing naar de koloniale tijd toen de Engelsen in Soedan de baas waren. Deze keer wordt hij uitgescholden voor 'Paul Premier', een verwijzing naar Paul Bremer, de Amerikaans diplomaat die een tijdje de hoogste man was in Irak en in de ogen van veel islamieten het gezicht is van 'de Amerikaanse bezetter'. Tijdens de persconferentie probeert Pronk de zaak te sussen. Hij was niet ontboden, zegt hij, maar uitgenodigd. En stond er aan het einde van het persbericht van het ministerie niet dat de Soedan en de VN voornemens waren in goede harmonie met elkaar samen te werken? Maar de toon is gezet. Dat sprake is van een nauwkeurig georkestreerde actie tegen de Verenigde Naties blijkt in de dagen erna. Het parlement stemt met overweldigende meerderheid tegen de komst van een VN-vredesmacht in Darfur. En president Omar el-Bashir laat ook nog een keer duidelijk weten dat wat hem betreft de tandeloze Afrikaanse Unie moet blijven. Van de door Pronk gesignaleerde oorlogsmoeheid in regeringskringen blijkt niet veel meer.
Na afloop van de persconferentie is Pronk een stuk somberder dan een week eerder in Darfur. 'Door de oproepen in Londen, New York en Washington om hard in te grijpen in Darfur zetten ze hier de hakken in het zand,' zegt hij. 'Ik heb altijd gesteld: als je de machthebbers in Khartoem op een rustige manier probeert te overtuigen van een argument, zeggen ze eerst nee en dan ja. Maar nu wordt er in het buitenland gesproken óver de Soedanezen en niet mét de Soedanezen. Het beperkt mijn mogelijkheden om diplomatie te bedrijven. Het wordt buitengewoon lastig.'
Dan staat de SRSG op. De volgende afspraak wacht. Aan het eind van de week vertrekt hij naar New York om uit te zoeken wat president Bush en VN-baas Kofi Annan nu precies bedoelen met een 'sterke mobiele VN-macht'. Om zes uur 's ochtends zal Pronk aankomen in Amsterdam, waarna hij om een uur weer doorvliegt. 'Kan ik heel even langs bij mijn vrouw in Den Haag.'
Deze reportage kwam tot stand met steun van de NCDO.