Heimwee naar ome JoopIn: HP De Tijd, 27 maart 2023. Interview met Willem PekelderOriginele artikel in HP/De Tijd (externe link) Sommigen krijgen alleen al bij het horen van de naam schuim op de mond. Anderen vinden dat we nooit zo’n goede premier hebben gehad als Joop den Uyl. Nu Nederland steeds verder vastloopt, is de vraag: kunnen we misschien toch niet een snufje Den Uyl gebruiken? ‘We moeten blíjven drammen voor de goede zaak.’ We moeten niet terug naar het tijdperk-Den Uyl, riepen Mark Rutte en Edith Schippers bij de aftrap van de campagne voor de Statenverkiezingen. Hebben ze daar gelijk in? Waren het inderdaad zulke slechte jaren tussen 1973 en 1977, toen PvdA’er Joop den Uyl premier was van het progressiefste kabinet ooit? Wie zich oude tv-beelden herinnert, ziet een charismatische man met een verhaal. Een man die ergens voor stond: spreiding van kennis, macht en inkomen. En die mensen massaal naar de stembus trok. Omdat je vóór hem was. Of juist tégen hem. Bijna negentig procent was de opkomst bij de Kamerverkiezingen van mei 1977. Een percentage dat daarvoor en daarna nooit is gehaald. Kiezers hadden het gevoel dat hun stem iets betekende, ja, zelfs het verschil kon maken. Hoe je verder ook over hem denkt, Den Uyl (1919-1987) was een intellectueel. Die bovendien goed lag bij de gewone man. Ome Joop, galmde het op de bouwsteigers. Een wetenschapper die van sport hield. Straatvechter én cultuurminnaar. Een politicus van én én. Niet van óf óf, zoals nu vaak het geval is.
En of je het nu met hem eens was of niet, Den Uyl had, in tegenstelling tot Rutte, een visie. In zijn Paradiso-rede van mei 1981 waarschuwde hij voor het ik-tijdperk, dat de solidariteit en de verzorgingsmaatschappij zou bedreigen. “We krijgen een zorgenmaatschappij,” voorspelde Den Uyl. En: “Onder het mom van individuele verantwoordelijkheid wordt een maatschappijbeeld aan de man gebracht dat eropuit is het stuur van de samenleving in handen te leggen of te houden van een kleine groep krachtige, maar vooral machtige lieden. De staat trekt zich terug. Het devies is recht en orde.” En nog veel eerder, in 1947 al, had Den Uyl blijk gegeven van een vooruitziende geest. Hij schreef, toen voornamelijk nog doelend op Amerika: “Het overheersen van de efficiencynorm, de jacht naar grotere productie en hogere winsten, de illusie van de nimmer eindigende vooruitgang hebben ons meegesleept in mammoetorganisaties, die een eigen leven leiden, onafhankelijk van de wil der burgers. De organisatie draait wel, maar we weten niet meer waarvoor. De uitvindingen gaan door, maar met welk doel? De organisatoren beslissen – in naam van wie?” Het was twee jaar na de oorlog, maar het lijkt of Den Uyl het heeft over 2023. Een tijd immers waarin de handel is geglobaliseerd, en de economie enkel en alleen lijkt te draaien om aandeelhouderskapitalisme. De overheid waardenvrij en onzichtbaar, de markt anoniem en oppermachtig, de menselijke maat verdwenen. ‘Waarom zou je nog gaan stemmen’ is een veelgehoorde klacht. En terecht. Mensen voelen haarfijn aan dat Den Haag er niet voor hen is. Lees de ingezonden brieven in het AD er maar op na: “De overheid heeft niets meer in te brengen op het gebied van onze basisvoorzieningen. Het gevolg: wíj moeten dokken en bedrijven kunnen cashen ten gunste van de aandeelhouders.” Het zijn de anonieme krachten van de markt, waarvoor Den Uyl in 1947 waarschuwde. Of om met de Ierse politicoloog Peter Mair te spreken: westerse democratieën besturen, na alle privatiseringen, louter leegte. Daarom: moeten we misschien toch niet (een beetje) terug naar het tijdperk Den Uyl? Toen de overheid nog het primaat had? En een schild was voor de zwakken? Wellicht hadden we juist toen wel een heel gaaf land. We spreken erover met drie ‘ouderwetse’ (in de goede zin des woords) sociaaldemocraten: twee ex-bewindslieden uit het kabinet-Den Uyl: Jan Pronk (Ontwikkelingssamenwerking) en Bram Stemerdink (Defensie), alsook voormalig PvdA-Tweede Kamerlid Lutz Jacobi. Hoe je verder ook over hem denkt, Den Uyl was een intellectueel Allereerst Pronk, die destijds opereerde op de linkervleugel van de PvdA. Hij ziet Den Uyl, naast econoom Jan Tinbergen, als zijn grote leermeester. De oud-minister ontvangt in zijn woning in Den Haag, waar onze eerste vraag luidt: waarom hebben we zo slecht naar Joop den Uyl geluisterd? “Ach,” antwoordt Pronk, “profeten worden nooit geëerd in hun eigen tijd. Inderdaad, het Oude Testament, gefundenes Fressen voor zowel Den Uyl als voor mij, staat er vol van.” Pronks eerste gedachte na de uitroep van Rutte en Schippers was: we hebben niet mínder Den Uyl nodig, maar juist méér. “Het draait in de huidige politiek, vooral dankzij de sociale media, bijna geheel om beeldvorming en personen, terwijl het juist om visie en inhoud zou moeten gaan. Welnu, dat was bij Den Uyl volop het geval.” Den Uyl baseerde al zijn standpunten op wetenschappelijke analyse, schrijft econoom Pronk in zijn boek Willens en wetens (2005). Zo was ‘Keerpunt 1972’, het gezamenlijke verkiezingsprogramma van PvdA, PPR en D66, gegrondvest op de wetenschappelijke bevindingen van de Club van Rome. ‘Rome’ zei: grenzen aan de groei, Keerpunt 1972 koppelde dat vervolgens aan spreiding van kennis, macht en inkomen. Pronk: “Den Uyl keek naar de sociale vraagstukken van zijn tijd en zocht naar de wetenschappelijke theorie daaronder. Daarbij putte hij niet alleen uit wetenschappelijke inzichten die hij zich ooit eigen had gemaakt, nee, hij bleef studeren. Daardoor kon het gebeuren dat hij afstand nam van eerdere standpunten. Ook dát heb ik Van Den Uyl geleerd: houd altijd je literatuur bij, je bent nooit klaar.” Bram Stemerdink, staatssecretaris en later minister van Defensie onder Den Uyl, herinnert zich diens behoefte aan tegenspraak. “Toen ik in 1970 Tweede Kamerlid werd zei hij: ‘Bram, luister eens goed, als ik een vraag stel, wil ik jóuw mening horen. Praat me niet naar de mond. Als je dat wél doet, zal jouw leven in de fractie van bijzonder korte duur zijn.’ Ik vond dat als beginnend volksvertegenwoordiger uiterst stimulerend. Of Rutte óók zijn eigen tegenspraak organiseert? Geen idee. Wat ik wel weet, is dat hij afgelopen decennium alle denkbare meningen heeft gehad. Daardoor kun je hem nergens op afrekenen. Hij heeft geen beginselen, laat staan dat hij die toepast op de politiek van alledag.” Wat zou Den Uyl, ware hij nu premier, als eerste doen? Pronk vertaalde eind vorig jaar in een lezing voor de Haagse Kunstkring de ideeën van Keerpunt 1972 naar de tijd van nu, en kwam tot het volgende Uyliaanse verkiezingsprogramma: halvering van het gebruik van fossiele energie, van consumptief vliegverkeer, van inkomensongelijkheid en intensieve veehouderij. Verder: rechten voor de natuur, hogere prijs voor consumptiegoederen, meer cultuur en sport in het onderwijs, een ruimhartig vluchtelingenbeleid en een forse verhoging van de ontwikkelingshulp. Toch veel te radicaal om haalbaar te zijn? Pronk (83): “Natuurlijk is dat niet allemaal in één keer te verwezenlijken. Aan de andere kant: ik stuurde ‘Keerpunt 2023’ onlangs naar mijn goede vriend alhier Laurens Jan Brinkhorst, zoals bekend Mr. Europa himself. Zijn reactie was: Radicaal? Welnee, met veel van die punten zijn we in Brussel al jaren bezig. Brussel, EU, ook dát is typisch Den Uyl: denken en werken binnen instituties. De durf tonen om met plannen te komen die nog niet kúnnen, maar wel móeten.” Stemerdink (87) denkt dat Den Uyl in deze roerige tijden een humaan kabinetsbeleid zou voeren. “Hij zou er slapeloze nachten van hebben dat mensen die heel hun leven hard hebben gewerkt en braaf belastingen hebben betaald niet meer in staat zouden zijn om hun kamer te verwarmen of aan het eind van de maand de boodschappen te betalen. Linksom of rechtsom zou hij die burgers een kontje geven. Hij had een oprechte interesse in mensen, en kwam op voor hen die moeilijk hun eigen belang konden verwoorden. Ja, dat is nu wel anders. Rutte lijkt me een aardige vent, daar niet van, maar ik denk niet dat hij het begrip ‘wakker liggen van andermans zorgen’ kent.” Jan Pronk serveert inmiddels een kop thee en vervolgt: “Wie Den Uyl zegt, zegt strijd. Hij meende wat hij verkondigde, en daarmee mobiliseerde hij mensen. Den Uyl geloofde in de overwinning, maar accepteerde het verlies. Van de spreiding van kennis, macht en inkomen is eigenlijk weinig terechtgekomen. Natuurlijk betreurde Den Uyl dat zeer. Maar hij was in de eerste plaats democraat, en daarna pas socialist.”
Het is niet moeilijk om in Lutz Jacobi, PvdA-Kamerlid van 2006 tot 2017, iets van die Uyliaanse strijdbaarheid te herkennen. Misschien te danken aan haar heitelân Friesland? Immers, het domein van de negentiende-eeuwse socialist Ferdinand Domela Nieuwen-huis, door Friese arbeiders ook wel ‘ús ferlosser’ (‘onze verlosser’) genoemd? “Ik heb in Zuid-Friesland de spitketen gezien, de plaggenhutten waarin de arbeiders van de heidevelden moesten wonen,” vertelt de oud-parlementariër. “Ze leefden in grote armoede. Domela Nieuwenhuis ging voor hen door het vuur. ‘Op jullie komt het aan!’ riep hij.” De ‘Apostel der Friese arbeiders’ is voor Jacobi een grote inspiratiebron. Wie haar Kamerspeeches doorvlooit, merkt dat haar hart ligt bij de traditionele sociaaldemocratische achterban: de vuurtorenwachter, de schaapherder, de dorpsonderwijzer. Is dát waarom ze in 2012 als Kamerlid met 16.000 voorkeurstemmen werd herkozen? “Wat ik terughoor, is dat ik voor de mensen sta en niet voor de regels. Dat voelen kiezers, merk ik.” Is dát het verhaal dat nu ontbreekt in de sociaaldemocratie? “Dat zou kunnen. Voor mij zit in die hoek in elk geval de warmte en de menselijkheid. Neem de vuurtorenwachters van Terschelling en Schiermonnikoog. Die moesten weg, vond de politiek. Daar heb ik me fel tegen verzet. En met succes, want ze zitten er nog steeds. Telkens als ze me op de boot signaleren, nodigen ze me uit voor een kop koffie. Of de schaapkuddes. Die moesten gaan aanbesteden voor een nieuwe herder. Dat is de zottigheid van marktwerking ten top. Ook daar ben ik voor gaan liggen. Vuurtorenwachters en schaapherders, dat is Hollands glorie.” In ’s-Hertogenbosch verzucht Stemerdink: “Helaas heeft de sociaaldemocratie het neoliberale concurrentiemodel helemaal overgenomen. Het openbaar vervoer is verdeeld in meer dan dertig concessiegebieden. Verder zijn er zo’n zestig energiebedrijven. Zestig! Gevolg is dat de belangen van de burger opzij worden gezet voor de efficiency van het proces. Wel, we zien hoe efficiënt dat proces verloopt. De energie- en openbaar vervoersmarkt zijn één grote puinhoop. En de PvdA toont op vitale gebieden geen leiderschap meer. Terugdraaien van privatisering, dáár moet de PvdA haar corebusiness van maken.” Maar zou zo’n samenleving waarin de overheid het weer voor het zeggen heeft in plaats van de markt nog betaalbaar zijn? Stemerdink: “De grootste denkfout is dat een sociale verzorgingsstaat niet te bekostigen is. Het gaat erom dat zo’n staat een menselijke staat is, waarin rechten worden beschermd en plichten nagekomen. De rekening die we nú betalen is juist onbetaalbaar. Vraag het maar aan de burger.” Bram Stemerdink (rechts): ‘Drammen déden we in de PvdA. En dat moeten we vooral blíjven doen: drámmen voor de goede zaak.’ Volgens Stemerdink is het onder Wim Kok bergaf gegaan met de geloofwaardigheid van de sociaaldemocratie. “Toen Kok fractievoorzitter was van de PvdA, in de jaren 1986-1989, moest ik een stuk schrijven over kernbewapening. Ik ging daartoe iedereen in de fractie af, maar bij Kok aangekomen zei ik: ‘Wim, ik kan jou wel overslaan, want jij hebt in 1981 als vakbondsleider zo’n prachtige speech gehouden op het Museumplein tegen de kruisraketten.’ Waarop Kok antwoordde: ‘Bram, je denkt toch niet dat dat míjn mening was?! Ik moest dat zeggen van mijn FNV-collega’s Jaap van de Scheur en Arie Groenevelt.’ De PvdA wordt al jaren geleid door mensen zonder enige opinie of inspiratie. Neem ook Jeroen Dijsselbloem, die in 2015 als voorzitter van de Eurogroep verkondigde dat hij die taak alleen kon volbrengen als hij zijn politieke kleur aflegde. Attje Kuiken? Ook zij is geen politiek leider. Wel een uitstekende fractievoorzitter. De enige die in het voetspoor van Den Uyl mag treden is op dit moment Frans Timmermans.” Den Uyl mag dan weinig hervormingen teweeg hebben gebracht, wat zijn kabinet – volgens Pronk – wel deed, was de geest van de tijd vertalen in politiek. “Anders gezegd: de verbeelding was aan de macht. Door die vertaalslag bleven mensen in politiek geloven. Ook buitenparlementaire actievoerders. Ze wisten: onze acties hebben zin, want Den Uyl vecht voor ons. Een politicus die ergens voor gáát, kom daar tegenwoordig eens om. Neem Rutte, hij laat de toeslagenaffaire maar dooretteren. En het verbijsterende: hij wint alleen maar zetels. Ik begrijp daar niets van. Kijk, Thatcher hield de kiezers voor de gek door hen te laten geloven dat een stem op haar in hun belang was. Dat belooft Rutte niet eens. Hij incasseert zómaar. Ik heb maar één verklaring: mensen vertalen hun belang niet meer in een stem, zoals in de periode Den Uyl.” Wat was er eigenlijk mis aan dat tijdperk? Dat was de vraag die Lutz Jacobi, sinds kort lid van het PvdA-partijbestuur, te binnen schoot, toen ze Rutte en Schippers hoorde. “Ik ben juist vanwege Joop den Uyl lid geworden van de PvdA. De partij had toen een heel duidelijk profiel: herverdeling van kennis, macht en inkomen. Ik heb toen ik jong was anderhalf jaar lang rondgezworven in Amerika. Daar zag ik hoe ongelijkheid een samenleving kan verwoesten: armoede, dakloosheid, mensen die steeds maar weer op zoek moesten naar een nieuw bestaan. Kortom, toestanden die we nu in Nederland meemaken. Ik hoorde Den Uyl speechen in Oranjewoud en wist meteen: hier wil ik bij horen.” Een man van inhoud, zoals Den Uyl, waar zie je dat nog in het Haagse, vraagt Pronk zich af? “De politici van nu praten louter over vorm, zichzelf en de korte termijn. Om over een wetenschappelijk fundament nog maar te zwijgen. Dat laatste geldt zeker voor Rutte. Welnu, zonder studie geen visie.” Volgens Pronk werd zonder goed onderbouwd verhaal op tal van terreinen marktwerking ingevoerd, ook terreinen die daar van oorsprong wezensvreemd aan zijn, zoals onderwijs en zorg. “Nee, ik denk niet dat Den Uyl die marktwerking had kunnen tegenhouden. Al was het maar omdat het een Europees en zelfs wereldwijd verschijnsel is. Maar hij had zich wel tot het uiterste verzet, met als doel het zo lang mogelijk uit te stellen. Met andere woorden: hij had contramacht opgebouwd. Den Uyl was aanhanger van de Amerikaanse econoom Galbraith, bekend van zijn analyses over waarom en wanneer een dienst publiek moet zijn of niet. Gevoegd bij de inzichten van Keynes, wist Den Uyl dat de markt bijna altijd faalt. Wel, je ziet het in de zorg en het onderwijs. Het gaat alleen nog maar om kortetermijnmanagement en efficiency, en nergens anders om.”
En ondertussen stapelen de dossiers zich op: toeslagen, aardbevingsschade, stikstof, klimaat. Hoe komt het dat het kabinet alles maar doorschuift en nergens raad mee weet? “Dan kom ik,” zegt Stemerdink, “weer terug bij de interesse in mensen. Daar begint álles mee. Mag ik een voorbeeld uit mijn eigen portefeuille noemen? Toen ik in 1982 staatssecretaris van Defensie was in het kabinet-Van Agt II, zouden er in de Friese dorpen Marssum, Jelsum en Cornjum driehonderd woningen tegen de vlakte moeten wegens overlast van toekomstige vliegtuigen van vliegbasis Leeuwarden. Dat hadden de ambtenaren zo uitgedokterd. ‘Zijn we helemáál gek geworden?!’, heb ik hun toegeroepen. Ja, drammen déden we in de PvdA. En dat moeten we vooral blíjven doen: drámmen voor de goede zaak.” Lang verhaal kort: het afbraakplan verdween in de prullenmand, het aantal vluchten werd met een derde verminderd, en de woningen bleven overeind. Sterker, na een isolatie- en opknapbeurt, werden Marssum, Jelsum en Cornjum, volgens Stemerdink, de best onderhouden dorpen van Nederland. “Waarom gebeurt in Groningen niet hetzelfde?” vraagt hij zich af. “Dat de minister erheen trekt en zegt: vanaf nú worden de huizen opgeknapt en beveiligd tegen aardbevingen. Maar helaas, Den Haag bestuurt het land niet meer. En Rutte blíjft maar zitten, terwijl ze hem natuurlijk allang met pek en veren hadden moeten wegjagen.” “Onder Den Uyl werden de zwakkeren beschermd,” benadrukt Lutz Jacobi (67). “Iedereen had gelijke toegang tot basisvoorzieningen als zorg, onderwijs en volkshuisvesting. Moet je nú eens kijken. De zorg is onbetaalbaar door marktwerking. Wat je daar ziet is stapeling, bijvoorbeeld: je bent chronisch ziek en hebt het niet breed. De eigen bijdrage is daardoor een probleem. Vervolgens ga je zorg uitstellen, waardoor je nóg zieker wordt. Eind van het liedje is dat je niet meer in staat bent om je eigen huis schoon te houden. Moet je naar de gemeente voor een huishoudelijke hulp. Een enorm bureaucratisch traject, dat kan vastlopen op een tientje te veel ‘inkomen’. Iedereen ziet toch dat soort schrijnende gevallen in zijn omgeving?” Met het onderwijs is het, in de ogen van Jacobi, al niet beter gesteld. “Door juridisering zijn leerkrachten meer bezig met administratie dan met lesgeven. Het is één grote bureaucratie. Om over de volkshuisvesting nog maar te zwijgen. Het is één en al markt geworden, met de corporatie als makelaar. Of de PvdA van nu voldoende doet voor kwetsbare mensen? Ik vermoed van niet, anders zouden we veel meer stemmen krijgen. Vaak denk ik: verdomme PvdA, doe eens wat aan je profiel! Word weer strijdvaardig! Kom met herkenbare sociaal-democraten!” Lachend: “Meer Lutzen in het land, daar moeten we naartoe.” ‘Onder Den Uyl werden de zwakkeren beschermd. Moet je nú eens kijken.’ Heeft Wim Kok, als premier van twee paarse regeringen, ook niet meegewerkt aan de afbraak van publieke voorzieningen en de bewieroking van de markt? Pronk, die in beide kabinetten een ministerspost bekleedde, schudt van nee. “U krijgt van mij niets negatiefs over Kok, probeer dat nou niet. Hij was een goede voorzitter en een uitstekende procesbewaker. Maar het klopt, hij werkte niet – zoals Den Uyl – consequent naar een einddoel toe. Er bestond ook niet zoiets als een paarse visie. Stap voor stap gleden we de privatisering in. Achteraf denk ik: spijtig hoe dat is gegaan.” Marktwerking werd, zegt Pronk, pas heilig verklaard vanaf de kabinetten-Balkenende en Rutte in het nieuwe millennium. “Bos, Samsom en Asscher hebben daar volop aan meegewerkt. Ze komen uit een tijdperk waarin alles draaide om management en efficiency, en dat hebben ze politiek vertaald. Ik neem ze dat zeer kwalijk, want ze hebben daarmee de sociaaldemocratische beginselen verloochend. Helaas worden bij marktwerking al twintig jaar geen vraagtekens meer gezet. Het is simpelweg geen issue meer. Net zomin als de afbraak van de sociale zekerheid. We hebben een participatiemaatschappij gekregen in plaats van een verzorgingsstaat. Willem-Alexander vertelde het in zijn Troonrede van 2013. Ik dacht nog: wat doen we de koning aan om hem in een paar woorden zo’n enorme ommekeer in het sociale systeem te laten aankondigen?” 2013 was ook het jaar waarin Pronk zijn lidmaatschap van de PvdA uiteindelijk opzegde, nadat de partij aan het begin van het millennium het begrip ‘gelijkheid’ al uit haar beginselprogramma had geschrapt. Lutz Jacobi: “Marktwerking is twintig jaar geleden opgekomen, omdat de overheid zich te veel met van alles en nog wat bemoeide. Van daaruit bezien is het begrijpelijk dat bepaalde zaken werden geprivatiseerd. Maar het is volledig doorgeschoten. Waar we ons nú voor moeten inspannen, is niet méér overheid, maar een ándere overheid. Eentje die een warm nest is voor kwetsbaren. Eentje die niet onze vijand is, zoals bij de toeslagenaffaire, maar die de burgers vertrouwt. Of we een kapotte samenleving hebben? Nou, in elk geval wel een ernstig gebutste samenleving. En als ik naar de toename van discriminatie en polarisatie kijk, vind ik het ook een énge samenleving.” Rutte zit nu ruim twaalf jaar aan het roer, en oppositiepartijen PvdA en GroenLinks laten zich over de bol strijken, foetert oud-minister Pronk. “Ze doen álles om te mogen meepraten. Hebben ze dan geen enkel politiek inzicht in machtsvorming op lange termijn? Zeker, van een fusie tussen de PvdA en GroenLinks ben ik voorstander, want het gaat om macht. Die je vervolgens goed moet gebruiken.” Lutz Jacobi ziet eveneens heil in meer samenwerking op links. “Maar zorg dan eerst voor een goed profiel. Je kan wel roepen: we willen een ander Nederland, maar vul dan concreet in wat je daarmee bedoelt. Wil je lagere loonbelasting of juist hogere? Maar goed, samenwerking is in principe oké. Een fusie niet. We zullen dan als partij onze kernwaarden moeten verlaten. Nee, dus.”
Dossiers stapelen zich op in Den Haag. In zijn eerdergenoemde decemberrede tot de Haagse Kunstkring waarschuwde Pronk dat die stapeling uiteindelijk tot de ondergang van de beschaving zal leiden. “Tenzij,” citeert hij uit zijn toespraak, “we het einde weten uit te stellen. Telkens met een dag, en daags erna opnieuw met een dag, stap voor stap, dag in dag uit. Dan wordt uitstel afstel. Dat is met recht verbeelding aan de macht.” Pronk kijkt op van zijn papier en zegt: “En als je het écht allemaal niet meer weet: lees dan een gedicht. Ook dát was een wijze les van Joop den Uyl.” De tien wijze lessen van Den Uyl, volgens Jan Pronk1 Blijf studeren. Denk nooit dat de feiten voor zich spreken en dat de waarheid gevonden is. Zoek achtergronden en minder voor de hand liggende verbanden. Blijf vragen stellen. 2 Vraag je bij iedere beslissing af wat het effect zou zijn op de zwakste groepen in de samenleving. Neem geen genoegen met een deskundig antwoord. Probeer het van de betrokken mensen zelf te krijgen. 3 Lok tegenspraak uit om je eigen oordeel te scherpen, stelselmatig. 4 Maak politieke tegenstellingen niet groter dan ze zijn, maar verdoezel ze evenmin. Gebruik ze om steun te verwerven voor de politieke visie die je voorstaat. 5 Timing is essentieel. De keuze van het juiste moment voor het lanceren van een idee of het nemen van een beslissing is net zo belangrijk voor politiek succes als de inhoud ervan. Maak gebruik van de factor tijd: aarzel noch om uit te stellen, noch om te verrassen. 6 Probeer een politieke crisis niet op te lossen door een schuldige aan te wijzen. Kijk niet achterom, maar vooruit. Probeer een achterstand om te smeden tot een voordeel. 7 Hervorm via kleine stappen, niet via grote omwentelingen. In onze maatschappij zijn de marges voor hervormingen smal. Wees compromisbereid: ook een kleine stap vooruit is de moeite waard, tenzij je je bevindt op een doodlopende weg. 8 Koester je niet in de macht. Wees als politicus geen regent. Stel je kwetsbaar op. Stel niet alleen de macht van anderen ter discussie, ook die van jezelf. 9 Vervreemd je niet van je kiezers, je achterban, je partij. Maar aarzel niet om voorop te lopen en de weg te wijzen. 10 Kies altijd voor democratische processen en democratische instellingen, ook wanneer de uitkomst je niet zint. Voor een burger betekent dat: democratische rechtsregels geven altijd de doorslag. Voor een regering betekent dit: het parlement heeft altijd gelijk. |
|