Jan Pronk

"Het is moeilijk voor een minister die geen politieke ervaring heeft. De Kamer benadert je anders wanneer je een van hen bent"

In: Kennisbank Openbaar Bestuur, ministerie van Binnenlandse Zaken, Interview door Carla van Baalen en Roel Bekker, Den Haag, 1 december 2019

Zie ook:
video 'De Top kijkt om.'

 


 

“Je moet politieke feeling, politieke ervaring én een missie hebben”

Ontwikkelingsbeleid was echt zíjn onderwerp. Jan Pronk was ten diepste begaan met de problematiek van armoede in de wereld en zeer deskundig op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. De bevlogen PvdA-politicus had daarbij een missie, die hij tijdens al zijn ministerschappen voor ogen hield: “Als minister moet je er voor de mensen zijn. Zij moeten iets aan je hebben, de zwaksten voorop.”

Minister met een missie

Een goede minister heeft volgens Pronk politieke feeling, politieke ervaring én een missie. Pronk: “En die missie hoort te zijn: je sterk maken voor de mensen, met de zwakste partij als je ijkpunt. Die les leerde ik van Joop den Uyl tijdens de oliecrisis. Er waren hevige discussies: Ruud Lubbers wilde de gasprijs verhogen, terwijl Den Uyl juist schetste: ‘Die ongehuwde bijstandsmoeder in Groningen op driehoog-achter kan zo’n hogere gasrekening nooit betalen’. Voor Den Uyl vormden de gevolgen van je beleid voor de zwaksten in de samenleving het referentiekader. Zo knap!”

Gepokt en gemazeld in ontwikkelingsdenken

Zelf ambieerde Pronk geen politieke carrière. Toch werd hij op 31-jarige leeftijd minister in het kabinet-Den Uyl: “Ik was wetenschappelijk medewerker van Jan Tinbergen, toen die in 1969 de Nobelprijs voor de Economie kreeg. Ik was dus helemaal gevoed, gepokt en gemazeld in het ontwikkelingsdenken. Vanwege mijn speeches voor Tinbergen in het land en wat politieke activiteiten als PvdA-voorzitter in Krimpen aan de Lek werd ik benaderd om Kamerlid te worden. Er was een nieuwe woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking nodig.” Pronk greep die kans om het ontwikkelingsbeleid politiek beter vorm te geven.

Leerschool Nederlandse politiek

“Ik werd gekozen en zat ineens in de Kamer, vanuit Nieuw Links, de vernieuwingsbeweging destijds in de PvdA.” De kabinetsformatie die volgde, met Marinus Ruppert en Jaap Burger als (in)formateurs-architect, vond hij een feest: “We vergaderden iedere dag, ook met het fractiebureau, dus ik maakte het hele proces van binnenuit mee. Een ware leerschool Nederlandse politiek! Mijn voordeel was dat ik een technocratisch deskundige was én al politiek voetenwerk had gedaan bij de PvdA-afdeling in Krimpen aan de Lek. Dat bestond uit actief langs de deuren gaan en campagne voeren.”

Ontwikkelingssamenwerking

Hét politieke hangijzer destijds was de volkshuisvesting. Dus toen Pronk in het Torentje werd uitgenodigd, was de algemene gedachte dat hij woordvoerder van Volkshuisvesting moest worden. “Ik vond dat ik dat niet kon, maar ik kon ook geen nee zeggen. In de auto op weg naar informateur Burger wist ik dus niet wat mij gevraagd zou worden. Ik hoopte op Ontwikkelingssamenwerking, mijn vak, en ik vreesde Volkshuisvesting. Ik wist dus niet wat ik zou zeggen. Maar dat was ook niet nodig, want Burger vroeg of ik minister zonder portefeuille wilde worden. Nou, dat maakte mij niets uit.” Twee jaar later werd Pronk alsnog minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

Den Uyl-aanhanger

Pronk bewonderde Den Uyl. “Ik ben echt een Den Uyl-aanhanger, vanwege de manier waarop hij opereerde, zowel intellectueel als politiek. En dat terwijl ik hem eerst, op afstand, maar een eigenwijze man vond. Maar hij won mij binnen een week voor zich. Ik leerde van hem dat het heel verstandig is om de hele dag alles op te schrijven. Hij zat áltijd met die multomappen voor zich, tot zijn dood aan toe.” Pronk volgde Den Uyls voorbeeld en noteerde alle gesprekken tijdens de fractievergadering. “Zo ben je bij alle vergaderingen helemaal bij de les.”

20.000 bladzijden

“Je móet dingen opschrijven, zodat je kunt terugkijken. Het helpt je reflecteren en is dus buitengewoon nuttig. Ik ben er tot 2017 mee doorgegaan en heb een dikke 20.000 handgeschreven bladzijden verzameld en gedocumenteerd in een kaartsysteem. Voor elk land: geen personen, maar wel thema’s en onderwerpen. Bij landenbezoeken nam ik mijn eerdere aantekeningen van gesprekken met politici mee, als aanvulling op de – overigens fantastische – briefings van mijn medewerkers. Nu nog gebruik ik die documentatie dagelijks.”

Wantrouwen

Pronk kende zijn onderwerpen volledig en kon inhoudelijk iedere ambtenaar van repliek dienen. Zo ook minister Kees Boertien, die hij hekelde over zijn ontwikkelingsbeleid. Het leverde Pronk een confrontatie op met topambtenaar Jan Meijer van Ontwikkelingssamenwerking, én wantrouwen: “Toen ik het departement belde om meer informatie, kreeg ik Meijer aan de lijn, die me de pan uitveegde. Hoe ik durfde?! Echt: buitengewoon arrogant. Eerst kroop ik in m’n schulp, later bleef ik Boertien natuurlijk bekritiseren. Maar de hele Kamer was loyaal aan Boertien en Meijer zou later mijn directeur-generaal bij Ontwikkelingssamenwerking worden.” 

Van wantrouwen naar vertrouwen

Toen er na een van de allereerste stafvergaderingen op het ministerie een paragraaf voor de regeringsverklaring moest komen, bood Pronk aan die zelf te schrijven. “Want ik vertrouwde natuurlijk geen mens.” Daarna keerde het tij, illustreert deze anekdote over de relatie tussen ministers en ambtenaren: “Meijer vroeg of ik het goed vond dat hij het stuk even las. Dat kon ik hem natuurlijk niet ontzeggen. Tot mijn grote verbazing bracht hij een verbetering aan. Hij verbéterde het. Hoe of wat weet ik niet meer. Ik kon alleen maar constateren: ‘Verrek, beter’. Zo won hij mij voor zich. Hij was deskundig en loyaal.”

Je bent je eigen directeur-generaal

Meijer zei ook tegen Pronk: ‘Je bent je eigen directeur-generaal.’ Een opmerking die hij nooit is vergeten. “Het was waarschijnlijk ook kritisch bedoeld, omdat ik me misschien te veel met zaken bemoeide. Maar dat was mijn manier van werken. Mijn uitgangspunt was: ontwikkeling is alles. Ontwikkeling is niet alleen economie, ontwikkeling is niet alleen politiek, het is álles.” Als minister van Ontwikkelingssamenwerking wilde hij de stem zijn van de zwakke landen: “Veel van wat wij vanuit Nederland doen, heeft gevolgen voor het buitenland, voor ontwikkelingslanden. Die zitten niet aan tafel, dus moet ik hun belangen verdedigen bij welke beslissing ook.”

Een foutje

Van Den Uyl kreeg Pronk een fantastische scholing als politicus. Bijvoorbeeld toen hij een foutje maakte: “In mijn begintijd in de Kamer hield ik een enthousiaste toespraak in Rijswijk, vol kritiek op D66, PvdA en Nieuw Links. In de zaal zat Jan Vis. Wist ik veel wie Jan Vis was! (Jan Vis was destijds een NRC-journalist, maar ook D66-er, red.).Mijn verhaal kwam op de voorpagina van NRC. Nou, dat was dus een fout. Toen ik bij Den Uyl moest komen, verwachtte ik op mijn donder te krijgen. Maar hij vroeg: ‘Jan, hoe komen we hier samen uit?’ Geen woord van kritiek. Fantastisch! En we kwamen eruit.”

Het Kamerlidmaatschap als noodzakelijk voorportaal

Pronk leerde met vallen en opstaan een departement te leiden, zijn ambtenaren te vertrouwen en politiek te bedrijven. De balans viel positief uit. “Ik had het grote voordeel dat ik twee jaar Kamerlid was geweest. Echt, voor een minister zonder politieke ervaring is het zó moeilijk! De Kamer benadert je ook anders, als je een van hen bent geweest.” Met collega’s, en vooral met minister-president Lubbers, kon de bewindsman uitstekend opschieten. “Lubbers en ik waren jaargenoten in Rotterdam. Ik was praeses van studentenvereniging SSR, hij van Sanctus Laurentius. Samen met Onno Rudink en Neelie Smit Kroes zaten wij in 1960 in de Rotterdamse studentenraad. We kenden elkaar dus allemaal al.”

Hoe krijg je ze mee?

Vaak had Pronk te maken met keiharde onderhandelingen. Steeds was dan de kunst: hoe krijg je de ander mee? “Onderhandelen, continu praten, ja, hoe moet dat? Ik had maar één beleidslijn voor mezelf, geleerd in mijn studententijd als toeristengids: zorg dat je altijd precies weet wat er speelt. Sta het eerst op van iedereen en ga als laatste naar bed.” Met die insteek zat Pronk in 1973 wekenlang de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) voor over de nieuwe internationale economische orde. “Ik wilde exact weten wat er allemaal gebeurde. Wie praat met wie? Je wordt bedreven in het meekrijgen van iedereen.”

Je moet niet zelf gaan schrijven

Wekenlang voorzitter zijn was ontzettend intensief. Ter ondersteuning had Pronk daarom twee persoonlijke assistenten. Wat hij al snel leerde: je moet niet zelf gaan schrijven. “Later heb ik die les ook aan studenten meegegeven tijdens colleges over het leiden van multilaterale onderhandelingen: zorg dat geen enkele tekst de jouwe is. Doe je dat wel, dan word je afgeschoten. Je moet mensen voor jou laten schrijven, dat is hun werk. Kom nooit zelf met een tekst, zelfs geen non-papers; onofficiële documenten die als discussiedocument worden gebruikt om toekomstig beleid te onderzoeken. Non-papers kunnen, maar ze komen niet van jou.”

Verhoudingen binnen het kabinet

Soms ging het in het kabinet hard tegen hard en dreigden ministers op te stappen. Zoals minister van Defensie Henk Vredeling, rondom een leverantie van straaljagers: “In het Catshuis stond hij met de deurknop in zijn hand en zijn regenjas aan te roepen ‘ik ga weg, ik doe niet meer mee!’ Die beelden vergeet je nooit meer. Maar goed, hij bleef.” Ook Lubbers is weleens weggegaan. “Den Uyl wist dan niet of hij nog een minister van Economische Zaken had. Ach, het zijn anekdotes, maar de persoonlijke verhoudingen waren prima en we kwamen er altijd uit. Zelfs met Van Agt, behalve dan op het laatst.” Het kabinet Den Uyl haalde toen de eindstreep niet omdat Van Agt (KVP) en de andere ARP- en KVP-ministers hun ontslag aanboden vanwege een kabinetgeschil over de grondpolitiek.

De goede mensen om je heen

Pronk was geen partijpoliticus en vond het daarom niet nodig dat medewerkers tot de eigen partij behoorden. Zo benoemde hij in de jaren zeventig een VVD-er tot politiek assistent. “Ik vond die jongen erg goed en wilde laten zien dat het mij niet om partijpolitiek ging. Ook in latere jaren kwam ik tot de conclusie dat het heel belangrijk is om geen assistent vanuit je eigen fractie te hebben. Want zo iemand kijkt vanuit de ogen van de fractie, in plaats van met een open blik. Later heb ik bijvoorbeeld Bram van Ojik van GroenLinks tot hoofd Voorlichting benoemd. Ja, ik had echt goede mensen om mij heen.”

Van buitengewoon hoog niveau

Ook zijn ambassadeurs in de rest van de wereld waren van buitengewoon hoog niveau. Emile Schiff en Coen de Ranitz bijvoorbeeld, en Age Robert Tammenoms Bakker, voormalig ambassadeur in Washington en Moskou, die bekend stond om zijn diepgravende analyses van het land waarin hij werkte. “Dergelijke informatie was bijzonder nuttig. Buitenlandse Zaken had een fantastische informatievoorziening vanuit de wereld.” Zelf droeg Pronk daaraan bij door zijn club ontwikkelingsambtenaren uit te breiden met deskundigen, zoals artsen en landbouwexperts. Zijn personeelssterkte werd met honderd mensen verhoogd: “Dat waren externe ambtenaren; mensen die niet via de eigen paden kwamen.”

Het liefst net afgestudeerden

Pronk zocht altijd de net afgestudeerde jonge mensen, omdat hij gaandeweg merkte dat veertigers vaak een beetje zijn vastgeroest. Zes jaar lang zag hij dit als secretaris-generaal van de UNCTAD, de conferentie van de Verenigde Naties, in Genève: “Al die veertigers zaten aan hun eigen carrière te denken, aan hun inkomen. Zij zaten daar zo prachtig in Genève, ze wilden er nooit meer weg. Voor mij was dit een van de redenen om er juist weg te gaan. Ik wilde terug naar het leven en naar de politiek. Jonge mensen weten nieuwe dingen en hebben een andere kijk. Daar wilde ik mee werken.”

Zeventien uur werken per dag

Standaard werkte Pronk zo’n zeventien uur per dag. “Een privéleven heb je als minister niet. Je gaat ’s avonds gewoon door totdat je naar bed gaat.” Om dit vol te houden, was Pronk geheelonthouder geworden en deed hij aan hardlopen – vanuit het departement vaak een half uur het Haagse Bos in. Op zaterdag waren er vergaderingen en toespraken, en ‘s zondags moest er worden gelezen. “Ik had soms wel zeven dikke tassen vol paperassen om door te akkeren en op te reageren. Allemaal buitengewoon interessant. Maar je leerde ook documenten lezen. Je leerde trucjes, zoals hier en daar op bladzijdes een opmerking maken. Je kon niet alles helemaal doorlezen.”

Loyaliteit en conflicten

Pronk ontmoette veel loyaliteit, maar er waren ook weleens conflicten. Zoals in de jaren negentig met medewerkers van Hans van den Broek. “Ik had al in de jaren zeventig met Buitenlandse Zaken-minister Pieter Kooijmans uitonderhandeld dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking zou worden ingeschakeld bij wapenleveranties aan ontwikkelingslanden. Dit na een verkeerd gelopen levering van korvetten (fregatten, red.) aan Indonesië. Maar in de jaren negentig kwamen Hans van Mierlo en Van den Broek die afspraak niet na. Ze beloofden mij te informeren, maar gingen stelselmatig vertragen. Dat is echt een truc: vertragen. Op mijn eigen medewerkers heb ik natuurlijk vat, maar op die van Buitenlandse Zaken niet.”

Gezag, waar haal je het vandaan?

Wel of geen gezag hebben is voor Pronk een kwestie van persoonlijkheid, ervaring en kennis. “Als een topbestuurder dingen niet weet, blijven zijn ambtenaren wel loyaal, maar ze vinden het bijzonder vervelend.” Zaken voor elkaar krijgen is voor een minister eveneens essentieel: “Ambtenaren vinden het buitengewoon belangrijk hoe sterk hun departement is in onderhandelingen met departementen in dezelfde laag. Lopen zij vast, dan gaat de discussie hogerop, naar de directeur-generaal en soms naar de minister. Wordt de strijd ook daar verloren of weggegeven, is dat uitermate vervelend. Ook ministers moeten dus onderhandelingen winnen om hun medewerkers te kunnen inspireren. Je hoeft niet altijd te winnen, maar wel behoorlijk wat. Dat straalt op je ambtenaren af.”

De stijl van de premier

Pronk diende in kabinet-Lubbers III, -Kok I en -Kok II. Kenmerkend waren de goede debatten, zonder grote conflicten. Wel leidde Lubbers anders dan Kok. “Lubbers was de ‘kan-ik-even-met-je-meedenken’-persoon, Kok liet zich totaal niet afschepen. Kok was ook een goede onderhandelaar. We wisten: als hij moet onderhandelen met Lubbers, dan verliest hij niet. Want hij was de minister van Financiën. Kok werd ook niet moe. Hij zou nooit zijn stem verheffen en hield vol. Lubbers verloor debatten soms van Kok omdat hij aan het eind van de avond moe werd. Totdat het mis ging, tijdens de WAO-crisis.” De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) werd toen flink gekort, nadat de PvdA dit besluit tien jaar had tegengehouden (red.). “Toen hebben we alles moeten toegeven wat we niet wilden toegeven. Maar ook pas nadat we tot de conclusie waren gekomen dat het echt niet anders kon.”

Hoe viel de Zalmnorm in de PvdA?

In het kabinet-Lubbers ging het continu over de financiën. Dit veranderde onder Kok I, toen Gerrit Zalm minister van Financiën werd. “Toen kon je gewoon inhoudelijk praten en hoefde je maar twee keer per jaar echt om de centen te vechten.” De Zalmnorm – het idee om de overheidsuitgaven los te koppelen van de overheidsinkomsten en financiële meevallers te gebruiken voor het aflossen van de staatsschuld – viel bij de PvdA direct goed. “Kok stond er ook achter. Zalm had dit eerst met hem besproken, dus het was een gezamenlijk voorstel. De Zalm-methodiek betekende voor iedereen opluchting. En de bilateraaltjes met Zalm gingen altijd heel soepel. Als een warm mes door de boter. Acht jaar lang.”

Soms zijn ambtenaren té deskundig

Voor Pronks laatste ministerschap gaf Kok hem twee keuzes: Verkeer en Waterstaat (V&W) of Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Hij koos intuïtief voor VROM. “Ontwikkelingssamenwerking is de zachte sector, altijd tegen Economische Zaken (EZ) en Financiën, dat ligt mij wel. Milieu is ook de zachte kant, tegen V&W en EZ. Dus dat ging ik doen.” VROM bleek een zeer deskundig departement. Té deskundig. “Mensen waren zo deskundig dat ze niet meer wegkwamen. Dat was de makke van VROM. Een gedreven geluidsfunctionaris in de directie Geluid komt nooit meer van Geluid af. Die gaat geloven dat er maar één probleem is in de wereld, en dat is geluid. Op BZ moest je juist na vier jaar wegwezen. Dat was soms té, maar bij VROM zat men vastgeplakt.”

Vrouwen aan de top

In een compleet mannenbolwerk benoemde Pronk al vrouwen in de jaren zeventig. Ook jonge vrouwen, tot op directeursniveau. “Maar hoe goed ook de samenwerking, zij kwamen niet hogerop. Pas later kwam er een inhaalslag.” Op VROM trof Pronk alleen maar mannen en slechts één vrouw, Annet Bertram. “Dus toen directeur-generaal (DG) Vriesman wegging, heb ik zelf Ineke Bakker binnengehaald.” Met die twee vrouwen veranderde het hele klimaat: “Twee vrouwen in een groep mannen is anders dan één. Er wordt dan niet alleen maar mannelijke taal gesproken, het gedrag is anders.” Na het vertrek van secretaris-generaal Roel den Dunnen benoemde Pronk ook bewust een vrouw: Marjanne Sint. “Ze heeft het uitstekend gedaan.”

Van geluid ga je niet dood

Milieu was een activistische omgeving. “In het Kabinet werd eindeloos gesproken over de geluidsoverlast van Schiphol. Natuurlijk was dat een probleem, maar ik wilde ook andere zaken aan de orde stellen, zoals de gezondheidsconsequenties van nieuwe chemische producten. ‘Van geluid ga je niet dood’, zei ik in een persconferentie. Nou, opstand! Hordes mensen stonden aan mijn deur: ‘Meneer de minister, van geluid ga je wél dood’. ”Alle ministers van Milieu in Europa waren activisten, hijzelf incluis. “Elke regering had een linkse communist en die was minister van Milieu. Je ging elkaar zien als bondgenoten, met een soort gemeenschappelijke vijand. Dat waren thuis de ministers van Economische Zaken. Je hielp elkaar dus ook.”

Bezint eer gij begint

Wat is zijn advies aan iemand die voor het eerst minister wordt? “Je moet van politiek houden en kunnen besturen. Kies een terrein dat je kent en zorg dat je daar alles van weet. Durf je kwetsbaar op te stellen. Vecht waar nodig, maar blijf niet aan je zetel plakken. En: wees bereid die zeventien uur per dag te geven, jaar in en jaar uit. Uiteraard levert dit een conflictmogelijkheid op met het thuisfront. Dat wij het hebben volgehouden, is dankzij mijn vrouw. Zij zorgde voor de kinderen. Daar ben ik haar heel dankbaar voor. Mijn advies: bespreek dit van tevoren met elkaar. En bezint eer gij begint. Ga ervoor, maar besef dat een ander daar heel gauw de dupe van is. Heel gauw.”

 

Kadertekst

Geboren

Scheveningen (gem. 's-Gravenhage), 16 maart 1940

Functies

Minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Den Uyl + Minister van Ontwikkelingssamenwerking in kabinet-Lubbers III + Minister van Ontwikkelingssamenwerking in kabinet-Kok I + Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu in kabinet-Kok II

Periode

Van 1973 tot 1977 en van 1989 tot 2002

 

Streamers

“Voor een minister zonder politieke ervaring is het zó moeilijk! De Kamer benadert je ook anders als je een van hen bent geweest.”

 

“Je móet dingen opschrijven, zodat je kunt terugkijken. Het helpt je reflecteren en is buitengewoon nuttig.”

 

“Mijn uitgangspunt was: ontwikkeling is alles. Het is niet economie, het is niet politiek, het is álles.”

 

JAN PRONK IN EEN NOTENDOP

Jan Pronk, zoon van een hervormd onderwijzersechtpaar, studeerde Economische wetenschappen in Rotterdam. Na zijn afstuderen ging hij bij econoom Jan Tinbergen aan de slag als wetenschappelijk medewerker van het Nederlands Economisch Instituut. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1971 werd hij lid van het parlement. In 1973 was Pronk korte tijd lid van het Europees Parlement. In mei 1973 trad hij als minister voor Ontwikkelingssamenwerking toe tot het kabinet-Den Uyl.

 

Pronk was een bevlogen en vaak emotioneel betrokken PvdA-politicus, die gold als exponent van de linkervleugel van zijn partij. Hij was zeer begaan met de problematiek van armoede in de wereld en deskundig op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. Vooral tijdens kabinet-Den Uyl was hij mikpunt van kritiek vanwege de steun aan de bevrijdingsbewegingen in Afrika en aan Cuba. Na een periode in de Kamer en een functie bij de UNCTAD keerde hij terug in Den Haag.

 

Als medeauteur van het rapport Schuivende Panelen droeg hij bij aan een koerswijziging van de PvdA. In 1989 werd hij wederom minister van Ontwikkelingssamenwerking, in het tweede kabinet-Kok minister van VROM. Hij kreeg veel waardering als voorzitter van de Wereldmilieuconferentie. Na de openbaarmaking van het NIOD-rapport over Srebrenica op 10 april 2002 stelde Pronk in het openbaar dat hij als minister moest aftreden. Op 16 april trad het hele kabinet af.

 

(Bron: Parlement.com)

 

Fragmenten van een minuut voor kort filmpje

1.52 – 2.22

Je móet opschrijven … ook gaan documenteren.

 

20.39 – 21.05

Zodra er twee vrouwen zijn is het heel anders … het gedrag is anders. Vind ik.

 

23.34 – 24.09

Je moet politieke feeling en politieke ervaring hebben … een van de dingen ik die nooit vergat.