'Het westen ziet zich opnieuw als de maat van alle dingen'In: MO Mondiaal Nieuws, 23 juli 2016Als minister voor Ontwikkelingssamenwerking en later voor Milieu zette Jan Pronk Nederland op de wereldkaart als de natie die mondiaal bestuur en internationale solidariteit zo belangrijk achtte, dat ze er ook de nodige middelen voor opzij zette. Via de Verenigde Naties zette hij zich in voor bindende klimaatafspraken en voor de bescherming van kwetsbare mensen en groepen. Van die idealen is weinig te merken in de wereld van de zomer van 2016. Gevaarlijke Oost-Westtegenstellingen, veralgemeend terroristisch geweld, het Midden-Oosten in brand, meer vluchtelingen dan ooit tevoren… In de rand van de Gentse Feestendebatten stelden we Jan Pronk de brandende vraag: Wat is er misgegaan? Jan Pronk: De actualiteit maakt je inderdaad erg somber, al vraag ik me wel eens af of het dertig, veertig jaar geleden wel zoveel beter was. Je mag toch ook Cambodja en Vietnam, Rwanda, Somalië, Bosnië, Darfoer niet vergeten. Maar dat belet niet dat ik toch behoorlijk pessimistisch ben over de richting die de wereld uitgaat. De eerste reden voor dat pessimisme is dat de wereld het belang van goed internationaal bestuur niet langer lijkt in te zien en internationale instellingen dan ook ontmanteld worden. De politieke leiders in de jaren veertig beseften dat ze de herhaling van de catastrofes uit de eerste helft van de vorige eeuw –wereldoorlogen, fascisme, economische crisis- enkel konden afwenden door samen te werken binnen een systeem van waarden en regels die door alle landen gedeeld werden en voor alle landen zouden gelden. Zowel de Verenigde Naties als de Europese Gemeenschap, later Unie, die deze benadering belichaamden, vertoonden uiteraard talloze tekortkomingen, maar in plaats van daar op te reageren met correcties en versterking van deze noodzakelijke instellingen, worden ze van binnenuit verzwakt. Regeringen keren steeds meer terug naar een nationale of zelfs nationalistische opstelling, en investeren dus veel minder in samenwerking. Het resultaat is dat de actuele dreigingen niet meer of onvoldoende vanuit internationale, op regels en rechten gebaseerde instellingen beantwoord worden. Jan Pronk: ‘Zowel bij overheden als bij burgers stel ik een verharding van het discours vast’ - CC Gie Goris (CC BY NC 2.0) De jongste peiling in Nederland geeft aan dat Wilders, die zich in de VS laat onthalen als de redder van de westerse beschaving, het meeste stemmen zou krijgen in Nederland. Dan bekruipt mij niet alleen weerzin, maar ook angst. Je merkt die onderstroom van haat en discriminatie ook voortdurend op sociale media vandaag. Het Westen is zich de voorbije jaren opnieuw veel meer gaan zien als de maat van alle dingen. De internationale rechtsorde werd ingeruild voor een gedereguleerde markt, die op haar beurt zo bedreigend werd voor mensen dat ze misschien ook de verruwing van het discours helpt verklaren? Jan Pronk: Dat is heel pertinent, ja. De terechte euforie bij het einde van de Koude Oorlog omwille van het wegvallen van de nucleaire oorlogsdreiging, sloeg heel snel om in een ideologische overwinningsroes waarbij het Westen zijn democratische verkiezingen en vrije markt ging exporteren naar de rest van de wereld. Het ordewoord was: voor succes, doe als ons! Maar het was niet “als ons”, want in West-Europa bestonden er sociale welvaartstaten en een gecorrigeerde markteconomie. Dat was niet wat gepreekt en ingevoerd werd in de rest van de wereld. Jan Pronk: Maar binnen het Westen slaagden de neoliberale krachten, onder leiding van Thatcher en Reagan, er in om dat model ook in vraag te stellen. De gelijktijdige opkomst van de communicatierevolutie stelde het Westen ook in staat om zijn nieuwe ideologie snel, mondiaal en efficiënt uit te dragen. Bovendien ging de pas ontstane wereldmarkt niet alleen gelden voor goederen en diensten, maar ook voor kapitaal. Het gewicht van de financiële sector werd groter dan de controle van nationale regeringen. De pogingen om die nieuwe wereldorde te reguleren hadden vooral succes als ze gericht waren op het faciliteren van de marktmondialisering, binnen IMF en Wereldbank, en later in de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De successen die we boekten op andere terreinen, zoals de sociale top in Kopenhagen of de klimaatbesprekingen, waren tijdelijker en kwetsbaarder. En het pleidooi voor goed bestuur werd versmald tot een beleid dat de privatisering en liberalisering van de economie vergemakkelijkte. Tussen 1989 –de Val van de Muur- en 2001 waren er allerlei krachten aan het werk en was er nog behoorlijk wat strijd over de richting die ingeslagen moest worden. Vanaf 2002 was die strijd verleden tijd en ging iedereen gewoon mee in de richting van de neoliberale wereldorde. Verklaart dat dan het afvallen van de internationale rechtsorde en het verruwen van het publieke discours? Jan Pronk: Het zijn de facto drie tendensen: een politieke, een culturele en een economische. Die beïnvloeden elkaar, en worden op hun beurt beïnvloed door nog andere tendensen, zoals de opkomst van nieuwe economische machten of van “de islam” als een mondiale factor van politieke mobilisatie. Dat laatste lijkt steeds belangrijker te worden? Jan Pronk: Maar je moet die ontwikkeling wel goed willen begrijpen. Jan Pronk: ‘De frustraties van heel veel jongeren in islamitische landen van Afrika en het Midden-Oosten zijn in grote mate terug te voeren tot gevoelens van uitsluiting, discriminatie en gebrek aan perspectief.’ - CC Gie Goris (CC BY NC 2.0) En net als de drie voornoemde tendensen heeft ook dit te maken met het beleid dat het Westen in de wereld voert, alleen willen we dat niet meer weten of erkennen. Net zoals we de ontreddering ontkennen die de kolonisering teweeggebracht heeft, of de discriminatie en het racisme die dagelijks aanwezig zijn in onze samenlevingen. De westerse hovaardij draagt bij tot de reacties die we vandaag zien ontstaan. Ferdi De Ville schreef deze week op MO.be over het succes van het nieuwe populisme: ‘De juiste les om te trekken is dat mensen verlangen naar een minimale dosis controle over hun leven en omgeving. Dat ze willen dat er naar hen geluisterd wordt, in plaats van dat ze door experten, politici en andere leden van ‘de elite’ te horen krijgen dat hun verzuchtingen irrationeel zijn.’ Jan Pronk: Het neoliberale beleid heeft steeds meer ongelijkheid gecreëerd in onze samenlevingen en dat resulteert inderdaad in grote groepen mensen die zich ontrecht voelen, beroofd van hun perspectief. Sinds 2007 voert de EU een beleid dat de armoede vergroot in plaats van bestrijdt –dat was voorheen nooit het geval. De bedoeling van de Europese constructie was net dat niemand door de mazen van het net zou vallen en er daardoor ook nooit meer een reden voor oorlog zou ontstaan. Na de financiële crisis is een beleid opgelegd dat de zorg voor mensen afbouwde, waardoor mensen zich onzeker gingen voelen over hun oude dag, over hun werkgelegenheid, over hun toekomst. Het verrassende is dat mensen de schuld voor die toegenomen onzekerheid niet leggen bij hun overheden, maar bij de kwetsbare groepen onder hen: de vluchtelingen, de migranten, de derde of vierde generatie “allochtonen”. En overheden spelen dat bewust uit: de onderkant van de middenklasse keert zich tegen de nieuwe onderklasse, de nieuwkomers of de nakomelingen van migranten uit de jaren zestig. U analyseert dat nu als observator, maar u was wel heel betrokken bij het beleid dat deze keuzes maakte en dus de afbouw van de sociale welvaartstaat organiseerde. Jan Pronk: Ik heb op de eerste plaats deel uitgemaakt van het beleid dat op verschillende domeinen die welvaartstaat opgebouwd heeft, en daarna heb ik de afbouw ervan niet kunnen tegenhouden. Maar in de jaren negentig voerden we nog wel de strijd voor sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid. Nu bestaat die strijd in Nederland niet meer. Waarom heeft de sociaaldemocratie dat gevecht opgegeven? Jan Pronk: Voor alle duidelijkheid: ik ben in 2013 uit de Partij van de Arbeid gestapt, met een opiniestuk waarin ik stelde dat ik nog steeds een sociaaldemocraat was, maar de partij niet meer. Dat komt onder andere door het feit dat politieke partijen zich omgevormd hebben tot kiesverenigingen die via peilingen uitzoeken wat de kiezer eigenlijk zou willen. Bovendien is het huidige leiderschap –mensen als Dijsselbloem, Bos, Samson- opgeleid in de jaren tachtig toen het efficiëntie en opbrengst bovenaan gezet werden, voor alles. Niemand studeerde nog economie, het werd business en management. In 2010 hield ik in Australië een toespraak over de toekomst van de sociaaldemocratie, waarbij ik vertrok van een voorgaande speech van Ed Miliband, die zich afvroeg: Why did we loose the people? Mijn bijdrage vertrok van de stelling dat die vraag het probleem was, want dat het radicaal andersom moest: waarom raakten de mensen ons kwijt? Het antwoord op die vraag is verontrustend natuurlijk, want de mensen verloren ons omdat wij onze waarden, zoals solidariteit, verloren. Jan Pronk: ‘Waarom raakten de mensen ons kwijt? Het antwoord op die vraag is verontrustend natuurlijk, want de mensen verloren ons omdat wij onze waarden, zoals solidariteit, verloren.’ - CC Gie Goris (CC BY NC 2.0) Ook mét die waarden moeten partijen een antwoord geven op het reële gevoel van angst en bedreiging in de samenleving. Jan Pronk: Dat is waar, maar je moet dat niet doen zonder uit te gaan van een goede analyse van de feiten. En daarbij moeten we op de eerste plaats de westerse verantwoordelijkheid onder ogen kijken. Wij hebben de oorlogen in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië in grote mate gevoed. De armoede die het gevolg is van de neoliberale ongelijkheden, hebben wij mee georganiseerd. De verdrukking en mensenrechtenschendingen vinden vaak plaats met ons medeweten en onze steun. Sisi in Egypte heeft onze steun, en zelfs Bashir in Soedan, die aangeklaagd is voor genocide in Soedan, krijgt vandaag steun vanuit de EU om zijn militair apparaat te versterken in de hoop dat hij vluchtelingen zal tegenhouden. Dat soort hypocriete politiek moet ophouden. Hetzelfde geldt voor het klimaat: de verstoring die de klimaatverandering teweegbrengt, is veroorzaakt door het Westen. En het Klimaatakkoord van Parijs is een schijnoplossing en een stap terug van wat ik voor elkaar kreeg in het Kyoto Protocol, dat bindende afspraken bevatte. De huidige vrijwillige engagementen zijn schijn. Geen enkel nationaal plan resulteert in een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. En verder moeten we opnieuw volop inzetten op het herstellen of funderen van sociale welvaartsstaten, met hogere belastingen op bedrijven en vermogenden, met meer publieke investeringen in zorg, onderwijs, gezondheidszorg. Dat moet samengaan met een goed veiligheidsbeleid, uiteraard, maar het moet toch ook duidelijk zijn dat een veiligheidsbeleid zonder nationale en internationale sociale bescherming heeft weinig zin. Europa mag dus wel zijn buitengrenzen versterken, maar moet dat rechtvaardig doen en zorgen voor een menswaardige opvang van vluchtelingen. Europa heeft een –beter- veiligheidsbeleid nodig, zegt u. Zou dat makkelijker lukken zonder de Navo, of hebben we de defensie-alliantie met de VS nog steeds nodig? Jan Pronk: Gezien de huidige en hernieuwde Oost-West spanning vind ik dat we momenteel de Navo nodig hebben, al vind ik ook dat de Navo niet moet optreden buiten zijn eigen gebied. Operaties zoals in Afghanistan en Libië zijn uit den boze. In 1989 hebben we wel de fout begaan om de Navo te laten bestaan, terwijl we eisten dat het Warschaupact opgedoekt werd. We hadden toen een gelijktijdige afbouw van de militaire allianties moeten doen, gecombineerd met de opbouw van een echt gemeenschappelijk veiligheidsbeleid voor Europa. Dat was toen veel makkelijker geweest dan vandaag, nu we weer in volle confrontatie met elkaar zijn. Was die confrontatie onvermijdelijk? Jan Pronk: Het bestaan van een machtige Navo komt in Rusland natuurlijk bedreigend over. En wat westerse politici zoals Verhofstadt –waar ik altijd veel respect voor heb gehad- op het plein in Kiev zijn gaan roepen, heeft ook niet geholpen. Anderzijds heeft Poetin de Krim wél geannexeerd en is hij duidelijk tussengekomen in het oosten van Oekraïne. Het heeft dus geen zin om te ontkennen dat er een nieuwe tegenstelling ontstaan is, die van beide kanten gevoed wordt. We moeten er wel veel harder aan werken om die af te bouwen, al was het maar omdat we Rusland heel erg nodig hebben om meer stabiliteit en veiligheid te krijgen in de wereld. Kijk maar naar de onzalige gang van zaken in het Midden-Oosten, waar de confrontatie tussen Rusland en het Westen bijgedragen heeft tot de verschrikkelijke toestand in Syrië. Toen het Westen conferenties organiseerde onder de noemer De Vrienden van Syrië werd Rusland niet eens uitgenodigd. Hillary Clinton heeft daar trouwens een grote verantwoordelijkheid in –al hoop ik natuurlijk wel dat zij in november tot president gekozen wordt, want Trump is een echte ramp. Jan Pronk: ‘Het heeft geen zin om te ontkennen dat er een nieuwe tegenstelling ontstaan is tussen het Westen en Rusland, die van beide kanten gevoed wordt.’ - CC Gie Goris (CC BY NC 2.0) De dodelijke patstelling in Syrië is ook het rechtstreekse gevolg van het misbruik dat de Navo gemaakt heeft van het VN-mandaat om tussen te komen in Libië om de bevolking te beschermen. Jan Pronk: Zonder meer. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk wilden tussenkomen, Duitsland en Turkije niet. Maar de interventie ging wel door en gebruikte dat R2P –Responsability to Protect- mandaat toch meteen om een regimewissel door te drukken. Het was de eerste keer dat de Russen zo een R2P-resolutie niet tegenhielden met een veto, en door het misbruik was alle vertrouwen in het Westen zo weg. Het is best mogelijk dat er militair en politiek vastgesteld wordt dat je de mensen alleen echt kan beschermen als het regime verdwijnt, maar dan had men moeten terugkeren naar de Veiligheidsraad met de vraag om het mandaat aan te passen. Dat heeft de Navo niet gedaan en dat heeft vreselijke consequenties, tot vandaag, zowel in Libië als in Syrië. En het ondermijnt de geloofwaardigheid van het Westen als we straks China willen aanspreken op zijn betrekkelijk agressieve opstelling in de Zuid-Chinese Zee. Geldt vandaag nog steeds wat al in de jaren tachtig gezegd werd, namelijk dat ontwikkeling het beste internationale veiligheidsbeleid is? Jan Pronk: Zeker, op voorwaarde dat je ontwikkeling breder ziet dan enkel economische ontwikkeling of economische groei, maar er ook cultuur, politiek en milieu bij betrekt. Daar hoort ook internationaal beleid bij dat voor vrede en voor goed georganiseerde migratie zorgt. De internationale gemeenschap moet meer inzetten op snelle en goede heropbouw na een ramp of conflict. Dat gebeurt nu niet, en steeds minder. Elke oproep van de Verenigde Naties voor humanitaire hulp krijgt gemiddeld een respons van een kwart van het gevraagde geld, en dan worden die bedragen vaak nog niet eens uitgekeerd. De ontwikkelingssamenwerking zoals die door Nederland anno 2016 beoefend wordt, is helemaal verworden tot handel en dan nog de ondersteuning van Nederlandse bedrijven voor hun uitvoer naar het Zuiden. Een ethisch buitenlandbeleid vanwege Europese landen wordt vaak vertaald in conditionele hulp: wij bepalen de ethisch prioriteiten –goed bestuur, mensenrechten, vrouwenrechten, vrije markt- en de “partners” uit het Zuiden moeten daaraan voldoen. Jan Pronk: Je moet er van uit gaan dat ontwikkeling hún ontwikkeling moet zijn, en dan bedoel ik de ontwikkeling van de mensen. De enige voorwaarde die je voor hulp moet stellen is dat mensenrechten gerespecteerd worden. Als een land bestuurd wordt door een dictator, dan moet je wel het land helpen, maar niet via de overheid. De centrale zorg moet zijn dat er processen plaatsvinden waardoor mensen steeds meer controle krijgen over hun leven en garanties dat hun rechten niet worden geschonden. Om die voorwaarde te kunnen stellen, moeten wij op dat vlak zelf ook een goed rapport kunnen voorleggen. |
|