Tekst: Jacqueline Wesselius
In: Kinderen Eerst, UNICEF, Voorjaar 2007, blz.18 - 20
In Nederland wisten we al dat Jan Pronk pal staat wanneer hij voor een rechtvaardige zaak strijdt. Ook als Speciaal VN-gezant voor de Sudanese regio Darfur liet hij zich niet de mond snoeren. De regering van Sudan nam hem zijn onverzettelijkheid niet in dank af en stuurde hem het land uit. In dit interview geeft Jan Pronk zijn onverbloemde visie op de situatie in Darfur en op wat de internationale gemeenschap daaraan zou moeten doen.
Somber. Dat is, in één woord, de visie van Jan Pronk op de ontwikkelingen in Darfur. En die visie is er niet optimistischer op geworden sinds hij zelf Sudan werd uitgezet. 'Daaruit blijkt dat ze de speciale afgezant van de VN kunnen uitzetten zonder te worden gesanctioneerd.' Het gebeurde onder voorwendsel dat Jan Pronk op zijn weblog had geschreven dat het moreel van de regeringstroepen niet best was en dat ze verliezen leden. Het was, zegt hij, de gezochte stok om de hond te slaan. 'Het ging om een fundamenteel meningsverschil tussen de regering en mij over de schending van verdragen. In Darfur heeft de regering een akkoord getekend - met overigens slechts één van de rebellenbewegingen maar dat werd de eerste week al geschonden. Stelselmatig. Na de eerste dagen zijn de regeringstroepen aanvallen gaan plegen. En het vuile werk laat de regering opknappen door de milities - en dan bedoel ik heel vuil werk: het komt neer op mensen verjagen, verkrachten en vermoorden.'
Pronk ziet 'weinig lichtpuntjes' voor de toekomst. Voor de 1,8 miljoen kinderen in Darfur, van wie de overgrote meerderheid in vluchtelingenkampen leeft, zal het dagelijks leven voorlopig blijven zoals Jan Pronk het gezien heeft: 'De meeste van die kinderen gaan niet naar school; de voeding is eenzijdig. De voedselsituatie is wel verbeterd door de hulpverlening, maar dat is op uitdeelbasis. Voor een minder eenzijdige voeding zou men zelf meer voedsel moeten produceren, maar alle dorpen en landerijen zijn verlaten of bezet. Voor kinderen is het perspectief gering. In de kampen zijn de gezondheidsvoorzieningen niet zo slecht, omdat er allerlei non-gouvermentele organisaties (ngo's) werken, er zijn klinieken en medicijnen. De ondervoeding en de kindersterfte zijn aanzienlijk afgenomen, maar als de hulp van buitenaf zou stoppen, hetzij door onveiligheid, hetzij door geldgebrek, dan zijn de kinderen letterlijk als eersten het kind van de rekening.'
Hoe moeten we ons die kampen voorstellen?
'Denk aan steden van een omvang als Gouda of Leiden, waar mensen wonen in hutjes gemaakt van takken en afgedekt met bladeren, die niet afdoende beschermen tegen regen of kou. Overdag is het er warm,'s nachts koud. Ze krijgen één keer in maand wat meel, wat olie om te bakken, wat zout, nooit genoeg voor een hele maand voor het hele gezin. Je kunt er als kind niet naar school: de regering weigert te betalen voor scholen in de kampen. Sommige onderwijzers geven wat lessen op eigen initiatief - maar er is geen materiaal, niets. Dus je hebt de hele dag niets te doen. Je bent als kind doorgaans alleen met je broertjes en zusjes en je moeder. Je vader is er niet, tenzij hij gewond is, gehandicapt of heel oud. Want de mannen vechten tegen de regering om te voorkomen dat die met behulp van de milities de kampen aanvalt. Eens per dag ga je op weg naar een waterput. Werk is er niet. Wel proberen de mensen nu een beetje handel te drijven. Langzamerhand ontstaan er marktjes en wordt zo'n groot kamp net een klein stadje. En ondanks de kwetsbare behuizing ben je er veiliger dan in een dorp. Dorpen worden vaak aangevallen door mannen op kamelen of te paard, soms met vijfhonderd of duizend tegelijk, die zo'n heel dorp platbranden, een aantal mensen in koelen bloede neerschieten en de rest verjagen.'
En hoe veilig of onveilig zijn de kampen?
Omdat ze de omvang krijgen van kleine stadjes, en omdat er ledigheid heerst, ontstaat er criminaliteit. Bovendien blijven de stammentegenstellingen bestaan en verschillende stammen hebben aanhangers in verschillende rebellengroepen. Die tegenstellingen zetten zich voort bij de jongeren, die jeugdbendes vormen. Soms voert men vanuit zo'n kamp een aanval uit op een dorp of een ander kamp, bijvoorbeeld om kamelen te stelen. Met het risico van een tegenaanval, waarbij er vrouwen worden verkracht en baby's omgebracht. De orde is niet gemakkelijk te handhaven. De politie van de Sudanese regering wordt door niemand vertrouwd. En het is niet gelukt om de vredestroepen van de Afrikaanse Unie (AU) politiewerk te laten verrichten.'
En hoe langer 't duurt...
'... Hoe meer de verhoudingen gepolitiseerd raken. Ook in de kampen. Ik heb meegemaakt dat Sudanese medewerkers van charitatieve organisaties werden aangevallen omdat ze ofwel tot bepaalde stammen behoorden, ofwel gezien werden als handlangers van de regering. Een paar maanden geleden stierven er plotseling een paar kinderen. Dat gebeurt regelmatig, maar toen - omdat ngo's bezig waren met waterputten - ging ineens 't gerucht dat 't water vergiftigd zou zijn. Dat was natuurlijk baarlijke onzin, maar zo'n gerucht is niet uit de wereld te helpen. Vier medewerkers van die ngo's zijn toen gelyncht. Dan kost 't ons weer weken om de rust te herstellen. Wij als buitenlanders moeten dan gaan praten met de oudsten, hen moet je overtuigen en dat vereist weer veel lokale deskundigheid. Je moet hun vertrouwen winnen, de taal spreken. Als VN word je dan ook nog eens gewantrouwd omdat je zou aanschurken tegen de regering. Dat geldt ook voor VN-organisaties als Unicef. Het is essentieel - maar heel moeilijk - om je onafhankelijkheid te tonen en erkend te krijgen.'
Wat moet er gebeuren om de situatie in Darfur te verbeteren?
'In de eerste plaats: heel veel politieke druk uitoefenen, ook op de regering in Khartoum. Maar dat kan Nederland niet in z'n eentje, alleen in het kader van de EU en de VN. In de tweede plaats, áls er VN-vredestroepen zouden komen: meedoen. Verder moeten we de humanitaire hulp niet verminderen, maar opvoeren. En tot slot: als er eenmaal vrede is in Darfur, moet er uitvoerige hulp komen, gericht op de terugkeer van mensen naar huis en op het herstel. Tot nu toe hebben we ons vooral gericht op noodhulp. Je moet mensen een perspectief bieden, een verbetering van hun leefsituatie. Anders vragen ze: vrede, wat koop je ervoor?'
Voorlopig is de vrede in Darfur nog ver weg. Wil dat veranderen, dan moet de internationale gemeenschap het roer omgooien, stelt Pronk. 'Tot nu toe springt men iets te voorzichtig om met de Sudanese regering, in de hoop dat die iets goed gaat vinden. Ik heb vanaf februari gerapporteerd dat dat er niet inzat en dat er een andere strategie moet worden gevolgd. En dat is niet gebeurd. Dat zou veel politieke druk vereisen, maar er zijn slechts enkele landen die invloed kunnen hebben in Sudan: China, de belangrijkste economische partner, maar dat maakt van zijn positie geen gebruik. Van de Arabische landen valt, met uitzondering van Egypte, niet veel te verwachten en Egypte is als buurland uiterst voorzichtig. De Afrikaanse Unie heeft de handen al vol aan de vredesmacht, die trouwens over onvoldoende middelen beschikt. De enige wijze waarop de Afrikaanse landen druk zouden kunnen uitoefenen, is door gebruik te maken van het feit dat de president van Sudan, Omar al-Bashir, zich kandidaat wil stellen voor het voorzitterschap van de AU. Maar politieke druk is alleen mogelijk zolang al-Bashir niet gekozen is, daarna niet meer.'
Van de internationale gemeenschap verwacht Jan Pronk maar weinig. 'Die heeft tot nu toe gefaald. De VN en, in het bijzonder, de Veiligheidsraad zijn instituties die zichzelf hebben verzwakt'. 'Ik betwijfel of de beleidsmakers in de Veiligheidsraad kunnen voorzien wat de komende jaren in en rond Sudan gaat gebeuren', schrijft hij in zijn weblog. 'Niets wijst erop dat zij de zaak als dringend zien; tot nu toe hebben ze geen directe en effectieve actie ondernomen om de vrede, de mensenrechten en de welvaart te waarborgen voor de mensen in Zuid-Sudan en Darfur die al zo veel en zo lang lijden. Ik blijf tamelijk pessimistisch.'