Jan Pronk

Kinderen eerst

Toespraak 65e verjaardag Herman van Veen, Theater Carre, 14 maart 2010

In 1990 lanceerde Herman van Veen het idee om ter gelegenheid van de UNICEF Kindertop een monument op te richten voor het Onbekende Kind. Het moest een grafmonument zijn, want ontelbaar veel kinderen waren gestorven aan honger en geweld en de wereld wist nauwelijks wie dat waren. Maar het grafmonument moest geen plechtige, droeve uitstraling hebben. Het moest gezien worden als een teken van hoop dat het ooit beter zou gaan. Daarom zou het grafmonument worden gesymboliseerd door een boom. Want bomen zijn een teken van leven. Zo plantten we in New York tijdens de Kindertop de eerste boom in de tuin van de Verenigde Naties. Op al van plaatsen in de wereld zou dat voorbeeld later worden gevolgd. Overal werden bomen geplant als teken van herinnering en hoop.

Dat is typisch Herman van Veen. Hij tovert, door de zaken om te keren: het graf is een boom. De dood wordt gekeerd, we maken er nieuw leven van. Het graf is niet het eind, maar een nieuw begin. Er worden altijd weer opnieuw kinderen geboren en zij hebben recht op leven. Dat werd beloofd door alle regeringsleiders, namens alle wereldburgers, op een zonnige herfstdag in New York, twintig jaar geleden. Zoals Jim Grant zei, het toenmalige hoofd van UNICEF: “A First Call for Children, kinderen eerst”.

Het was een jaar na het einde van de Koude Oorlog. Dat einde was zelf ook een nieuw begin voor de wereld. Geen bewapening meer, maar armoede bestrijding; geen afschrikking, maar verduurzaming: bescherming van het klimaat en het milieu, juist in het belang van kinderen, de kinderen van 1990 en alle kinderen die er later bij zouden komen.

Toen tien jaar later de regeringsleiders opnieuw bijeenkwamen, op een topconferentie om de overgang van de Millennia te markeren, bleek dat die belofte hetzelfde lot was beschoren als alle eerdere beloften uit de vorige eeuw. “In 2000 gaat geen enkel kind met honger naar bed; er komt gezondheidszorg voor iedereen en alle kinderen gaan naar school”. Dat was beloofd en afgesproken. Maar er was niets van terecht gekomen. We moesten ons schamen.

Daarom werd een nieuwe afspraak gemaakt: we gaan de armoede halveren, in vijftien jaar. Zo verplichtten de wereldleiders zich op de Millenniumtop ondermeer om in alle landen het percentage kinderen dat sterft voordat zij vijf jaar oud zijn, in 2015 met de helft terug te brengen.

Het is nog geen 2015, maar we halen het niet. Er zijn stappen vooruit gezet, maar het tempo is te laag. In Afrika sterft bijna een op de honderd vrouwen door complicaties bij zwangerschap of bevalling. Dat cijfer is ongeveer honderd maal zo hoog als bij ons in het Westen.

Nog steeds sterven ieder jaar meer dan negen miljoen kinderen voordat zij vijf jaar oud zijn. Oorzaken: malaria, diarree, longontsteking, mazelen en ondervoeding, armoedeziekten die best verholpen kunnen worden.

Het is een kwestie van prioriteiten. Meer aandacht voor onderwijs en gezondheidszorg bijvoorbeeld. Meer ontwikkelingshulp. Dat heeft zin. Dat mag duidelijk gezegd worden in ene tijd waarin de ontwikkelingshulp onder druk staat. Het goede nieuws is dat het cijfer dat ik zojuist noemde – 9 miljoen kinderen sterven voordat zij de leeftijd hebben bereikt van vijf jaar – in 1990, toen we die boom plantten, hoger was: 12 miljoen. Door middel van gezondheidszorg n ontwikkelingshulp zijn miljoenen kinderen het leven gered. Maar het is niet genoeg en het gaat te langzaam.

Bovendien: het gaat om meer dan ontwikkelingshulp. Als kinderen overleven, moeten ze veilig verder kunnen leven. Dat betekent dat zij niet omgebracht worden in een burgeroorlog, geronseld als kindsoldaat of voor jaren opgesloten in een vluchtelingenkamp. Dat betekent dat zij naar school kunnen gaan, schoon water drinken, niet ziek worden door vervuiling, gebrekkige hygiëne en slechte sanitaire voorzieningen. Het betekent ook dat zij niet gedwongen te worden dag in dag uit tegen een hongerloon zwaar werk te verrichten, of als straatkind te overleven via diefstal, drugshandel of prostitutie. Ook die kinderen die dat treft zijn anoniem. Het zijn er miljoenen, in Afrika, India, Zuid Amerika, Afghanistan, Gaza, de Kaukasus, enzovoort.

Kinderen zijn de eerste slachtoffers van armoede en geweld, nog steeds, ook na de Kindertop en de Millenniumtop. Ik heb er in al die jaren veel van gezien. Maar ik heb ook lichtpunten gezien. Ik heb bijvoorbeeld gezien dat jaar in, jaar uit, heel veel mensen zich overal ter wereld inspannen om een eind te maken aan de ellende die kinderen treft: dokters, onderwijzers, verplegers, verloskundigen. Tal van beroepsmensen en vrijwilligers zien dat als een roeping. Het zijn vaak zelf jonge mensen van een jaar of twintig, dertig. Het zijn Europeanen en Amerikanen, maar vooral ook uit jonge mensen uit Azië, Afrika, het Midden Oosten en Zuid Amerika zelf. Zij zijn met hun tienduizenden en zij planten dagelijks een nieuwe boom.

Ik heb ook gezien hoe veerkrachtig kinderen zelf kunnen zijn. Hoe jong ook, zij hebben een doel: naar school gaan, iets leren, geld verdienen, voor zichzelf zorgen, voor de familie zorgen. Zij weten wat zij willen. Zij weten wat zij moeten doen om dat te bereiken. Zij mogen in onze ogen anoniem zijn, onbekende kinderen, maar zij kennen zich zelf.

Herman van Veen heeft ons geleerd de zaak om te draaien: het graf is een boom, het einde is een nieuw begin. Dat is hetzelfde wat kinderen op het platteland van Somalië en Darfur en in de slums van Delhi, Rio en Nairobi ons leren. Hun boodschap aan ons is: “we gaan door, hoe dan ook, iedere dag opnieuw, of U ons helpt of niet. Wij laten ons er niet onder krijgen. U kent onze naam niet, maar wij hebben een gezicht, een stem, handen en voeten en die gebruiken we om de zaak om te keren”.

Die boodschap is niet mis te verstaan. In het Westen, ook in Nederland, zijn veel mensen ontevreden. Maar laten we het eerlijk toegeven: het gaat ons goed. Dat besef verplicht. Naamloze kinderen maken aanspraak op onze solidariteit. Dat geldt voor al die ons onbekende kinderen: heel jonge hulpeloze kinderen zowel als de kinderen die opgroeien, hun eigen lot onder ogen zien en trachten te keren.

 

 

Jan Pronk

Amsterdam, theater Carré

65e verjaardag Herman van Veen

14 maart 2010