Srebrenica: wie voelt zich aangesproken?Toespraak Vlaams Vredesinstituut en Kazerne Dossin, Vlaams Parlement, Brussel, 29 oktober 2019Aan het falen van de internationale gemeenschap om de bevolking van Srebrenica te beschermen is kort geleden een nieuw hoofdstuk toegevoegd.
De Hoge Raad in Nederland heeft uitgesproken dat de medewerking van Dutchbat aan de evacuatie van de vluchtelingen die bescherming hadden gezocht in de mini safe area, naast de compound van het bataljon, niet onrechtmatig was. Het gebied was door de militairen afgeperkt, maar de vluchtelingen waren niet tot de feitelijke compound toegelaten, omdat de toestand daar dan erbarmelijk zou worden. Het zou, aldus de Hoge Raad, voor het lot van de vluchtelingen niets hebben betekend wanneer Dutchbat zijn medewerking aan de evacuatie had beëindigd. Hoe weten de rechters dat met zoveel zekerheid?
Geen enkele oorlogssituatie is volledig gelijk aan een andere, maar de vredestroepen van de Verenigde Naties in Zuid Soedan onder leiding van Hilde Johnson, de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, openden in december 2013 de poorten van hun compound in Juba voor Nuer vluchtelingen die bescherming zochten tegen de Dinka’s, die er op uit waren alle Nuers te doden. Zij deden hetzelfde op hun compound in Bor voor Dinka’s die die vluchtten voor de Nuer die hen achtervolgden. Iedereen werd toegelaten, niemand buiten gesloten uit vrees dat het kamp te vol zou worden. In totaal zochten 25.000 vluchtelingen er een toevlucht. Buiten de omheining ging het moorden door. Het was genocide, wederzijds. De nood binnen de compound was hoog en er dreigde cholera uit te breken. De situatie was erbarmelijk, maar het was voor de VN militairen geen reden om de fysieke bescherming op te heffen. In Juba werd de compound binnengevallen door gewapende milities. Zij doodden vijftig vluchtelingen, maar de VN militairen wisten hen gewapenderhand terug te dringen. Nogmaals, de situaties verschilden, maar hoe wisten de juristen van de Hoge Raad zo zeker dat de toestand in Potocari onhoudbaar was en dat het voor de vluchtelingen buiten de poort net zo slecht zou zijn afgelopen, wanneer zij tot de compound waren toegelaten en daar beschermd?
De Hoge Raad heeft verklaard dat de Nederlandse Staat daarentegen onrechtmatig heeft gehandeld bij de evacuatie van 5000 vluchtelingen die wel tot de compound waren toegelaten. Dat geldt in het bijzonder voor 350 mannen en jongens die niet mochten blijven, hoewel dat, zo zegt de Raad, wel mogelijk was geweest. Maar de Hoge Raad schat de kans dat die laatste groep het overleefd zou hebben op niet meer dan 10 procent, want de Serven onder leiding van Mladic zouden alles op alles gezet hebben om hen binnen de compound op te sporen. Bovendien zou de kans op effectieve hulp van hulp van buitenaf niet groot zijn geweest. Ook hier rijst de vraag: hoe wisten de juristen en de rekenmeesters van de Hoge Raad dat zo precies? Waarom 10%, en niet 30%, zoals een eerdere Nederlandse rechter had bepaald, of 50% of, zoals in Juba mogelijk was gebleken, meer dan 90%.
Volgens de inschatting van de Hoge Raad is de aansprakelijkheid van de Nederlandse Staat daarom beperkt tot 10% van de schade die 350 vluchtelingen hebben geleden. Het past politici in Nederland niet om een rechterlijk oordeel te betwisten. Ik ben een voormalig politicus. In 1993 was ik lid van het Nederlandse kabinet dat besliste vredestroepen uit te sturen om de inwoners van Srebrenica te beschermen. Dat was ik ook in 1995, toen Srebrenica viel. Ik was dat nog steeds toen in 2002 het NIOD rapport verscheen, waarin met soortgelijke argumenten als die van de Hoge Raad werd betoogd dat het lot van de vluchtelingen in Srebrenica onafwendbaar was en dat de Nederlandse Staat niet verantwoordelijk mocht worden gehouden. Ik heb die argumenten toen bestreden, want ik voelde mij wel verantwoordelijk. Het ging er mij niet om vast te stellen in hoeverre Dutchbat verantwoordelijk was, maar in hoeverre de Staat verantwoordelijk was, de politiek, wij politici, ik dus ook.
In het NIOD rapport was alles opgeschreven wat maar opgetekend kon worden, de hele historie tot ver terug. Alles opschrijven leidt tot alles uitleggen, verklaren en interpreteren, tot verhullen en goedpraten, verantwoordelijkheid afschuiven en aansprakelijkheid ontkennen.
Ik had gehoopt dat de wijzen van de Hoge Raad tot een ander oordeel zouden komen, maar dat is niet gebeurd. Ik voel mij ongemakkelijk bij het oordeel van de Hoge Raad. Nogmaals: uitspraken van de rechterlijke macht moeten gerespecteerd worden en het past politici niet rechters te bekritiseren. Maar ik schaam me wel. Ik schaam me voor deze wijze van schatten van risico’s, dit rekenen, berekenen en boekhouden.
Waarvoor is de Nederlandse Staat verantwoordelijk? Niet voor de dood van bijna achtduizend Bosnische mannen en jongens. Zij zijn gedood door de Servische milities. Maar de Nederlandse politiek en de Nederlandse Staat is wel verantwoordelijk voor het niet beschermen van de vluchtelingen, voor het niet nakomen van de toezegging dat die bescherming geboden zou worden. We hebben ons best gedaan, maar niet genoeg. We hadden andere beslissingen kunnen nemen, op andere momenten, maar dat hebben we niet gedaan. Daarin zijn we tekort geschoten. Dat falen moet erkend worden. Voor het niet beschermen van mensen die door anderen de dood zijn ingejaagd waren we politiek verantwoordelijk, niet voor 10%, maar volledig, voor honderd procent. Niet alleen voor het niet beschermen van 350 mannen en jongens waren we verantwoordelijk, maar ook voor het niet beschermen van alle anderen die hun toevlucht hadden gezocht bij de VN, net als later de Soedanese vluchtelingen in Juba.
Responsibility to protect
Erkenning kan een begin zijn van stappen om herhaling te voorkomen. Dat is hard nodig, want sinds de val van Srebenica heeft de wereldgemeenschap talloze malen gefaald om slachtoffers van massaal geweld en genocide te beschermen. Vóór Srebrenica hadden we gefaald in Somalië, Liberia en Rwanda. Na Srebrenica faalden we opnieuw in Irak, Afghanistan, Darfur, Congo, Syrië, Yemen, Cambodja, de Centraal Afrikaanse Republiek en jegens de Jezidi’s in Koerdistan. We waren afwezig, kwamen te laat of deden te weinig. Soms hebben we, zoals in Libië, vanuit de wereldgemeenschap het vuur aangewakkerd, in plaats van de vlammen te doven.
We zijn het verplicht aan alle mensen die ergens op deze wereld vrezen het slachtoffer te worden van massaal geweld, alleen maar omdat zij als anders worden ervaren - anders van geloof, etniciteit, cultuur of geaardheid - medeverantwoordelijkheid te erkennen voor hun bescherming. De door de VN geproclameerde Responsibility to Protect (R2P) is niet beperkt tot mensen in onze nabijheid of mensen met wie wij ons speciaal verwant voelen. R2P begint met het niet opzij kijken, niet de ogen sluiten, niet doof houden, of de handen in onschuld wassen. R2P begint met luisteren naar de stemmen van mensen die vrezen voor hun leven, wie dan ook en waar dan ook.
Drie voorstellen
Wat kan er gedaan worden om die medeverantwoordelijkheid handen en voeten te geven? Drie voorstellen:
Ten eerste: hervorming van de Verenigde Naties om de R2P capaciteit te versterken. De taak van de Veiligheidsraad is om conflicten tegen te gaan, althans wanneer die een bedreiging vormen van de internationale veiligheid. Dat laatste is altijd een kwestie van interpretatie. In de praktijk worden binnenlandse conflicten pas laat op de internationale agenda geplaatst. In veel gevallen is het dan te laat om diplomatieke en politieke instrumenten te hanteren teneinde het conflict te doen de-escaleren. Zo’n conflict loopt dan al gauw uit op geweld, oorlog of genocide. Maar er zou een andere weg gekozen kunnen worden. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zou, via de Veiligheidsraad, een mandaat kunnen verstrekken aan een nieuw in te stellen VN lichaam, om zich reeds in een vroeg stadium bezig te houden met binnenlandse conflicten, tijdig, lang voordat ze worden beschouwd als een bedreiging van de internationale veiligheid. Zo’n nieuw lichaam zou de verantwoordelijkheid kunnen worden gegeven antwoord te geven op een beroep dat gedaan wordt door groeperingen binnen afzonderlijke landen - tribale, etnische, religieuze en culturele minderheden, inheemse volken, groepen die vanwege hun seksuele geaardheid gediscrimineerd worden of zelfs meerderheden die onderdrukt worden, ook om welke reden dan ook. Al die groepen hebben het recht op een antwoord, ook wanneer zij dat beroep op de internationale gemeenschap doen buiten hun eigen regering om, omdat die regering tekort schiet in de plicht haar bevolking te beschermen. Het mandaat van de instelling zou moeten inhouden dat een initiatief kan worden genomen zonder een beslissing af te wachten van de Veiligheidsraad, dus zonder dat de permanente leden van de Raad een veto kunnen uitspreken. De nieuwe instelling zou moeten beschikken over een scala aan politieke en diplomatieke instrumenten: het recht missies uit te sturen om feiten te onderzoeken en de situatie te beoordelen, het recht conflictpartijen van advies te dienen, het recht om te bemiddelen.
Het zou een voorportaal van de Veiligheidsraad kunnen worden, een speciale Kamer met een andere samenstelling dan de Veiligheidsraad zelf, met leden die ad hoc gekozen worden en die daadwerkelijk iets kunnen bijdragen tot politieke de-escalatie van het conflict. De Kamer zou het mandaat moeten hebben haar taken uit te voeren zonder voorafgaande instemming van de Veiligheidsraad, maar zij zou wel aan de Raad rapport moeten uitbrengen en aanbevelingen kunnen doen. Zo’n nieuw instrument zou de capaciteit van de VN verhogen om conflicten tijdig te adresseren, in plaats van te wachten tot het te laat is om onderliggende oorzaken te aan te pakken. Als het daarvoor te laat is, heeft de Raad nog maar twee mogelijkheden: militaire interventie of niets doen. Maar dat laatste zou afzonderlijke landen – grootmachten of buurstaten – verleiden zelf maar te interveniëren, waardoor de internationale veiligheid nog meer wordt bedreigd.
Is dit een haalbaar voorstel? Ik vrees van niet, althans niet in de huidige omstandigheden. De VN is er nog slechter aan toe dan ten tijde van de val van Srebrenica, 25 jaar geleden. De grootmachten praten nauwelijks meer met elkaar, vetoën bijna alles en jagen alleen hun eigen geopolitieke of commerciële belangen na. Daarom een tweede voorstel:
Een groep landen zou het voortouw kunnen nemen door gezamenlijk preventieve politieke en diplomatieke actie te ondernemen, zodra ergens voortekenen zijn van mogelijke misdaden tegen de menselijkheid, voortekenen van massaal geweld en genocide. Zo’n groep landen zou dat ook kunnen doen wanneer geen actie van de kant van de Verenigde Naties wordt voorzien, juist dan.
Zou Bosnië daartoe het initiatief kunnen nemen, samen met andere landen die het slachtoffer zijn van genocide? Bijvoorbeeld Rwanda, 25 jaar na de genocide op de Tutsi’s; Israël, het land dat gebouwd is op het besef dat de Joden nooit meer het slachtoffer mogen worden van een Holocaust; Cambodia, waar de helft van de bevolking werd omgebracht; Indonesië, waar een miljoen mensen om politieke redenen werden vermoord; Armenië, slachtoffer van een vanuit Turkije gefaciliteerde etnische genocide. Of een land op het Westelijk halfrond, representatief voor naties in Noord en Zuid Amerika, waar de Indianen slachtoffer werden van een genocide door kolonisatoren. Als deze zeven kleine landen, misschien samen met Nieuw Zeeland, waar in het verleden de inheemse groepen zijn gedecimeerd, zo’n alliantie zouden vormen, zou dat in deze barre tijden verschil kunnen maken. En waarom zou Nederland zich daar niet bij kunnen aansluiten, indachtig de geschiedenis van de Joodse bevolking in ons land, en vanwege medeverantwoordelijkheid voor het lot van de bevolking van Srebrenica?
Een derde suggestie tot slot: Discriminatie en genocide zijn in de decennia rond de eeuwwisseling uitgegroeid tot een wereldramp. Een volksinitiatief, een initiatief van mensen over de hele wereld om een eind te maken aan het zaaien van haat, het discrimineren van mensen van een andere huidskleur, ras, stam, etniciteit, seksuele geaardheid, godsdienst, traditie, wereldbeschouwing of ideologie, kan helpen die ramp te beteugelen. Individuele burgers, bijvoorbeeld alle jongeren ouder dan twaalf of dertien jaar, op weg om verantwoordelijke volwassen mensen te worden, zouden zich publiekelijk kunnen committeren om persoonlijk, ieder voor zich, af te zien van elke vorm van discriminatie, respectloos bejegenen en vernederen van hun medemens. Kinderen zouden kunnen beginnen, zoals Greta Thunberg deed om een andere wereldramp te voorkomen. Volwassenen zouden hun voorbeeld kunnen volgen, maar we hoeven daar niet op te wachten en kunnen ook zelf ons erewoord geven. Scholen, universiteiten, en media zouden kunnen stimuleren dat zo’n persoonlijk woord van eer door steeds meer mensen overal ter wereld publiekelijk wordt uitgesproken en gehoord, zodat de boodschap steeds luider klinkt: “Wij voelen ons er voor verantwoordelijk dat ieder mens op deze aarde gelijkelijk recht wordt gedaan. Daar mag u ons op aanspreken.”
Drie voorstellen: hervorming van de internationale instituties om de wereldwijde Responsibility to Protect waar te maken. Een politieke alliantie van landen die zich verplichten alles wat zich aandient als een mogelijk begin van genocide in een vroeg stadium te bestrijden. En een wereldwijd publiekelijk uitgesproken woord van eer van individuele burgers. Samen zou dit kunnen helpen een herhaling van de tragedie van Srebrenica te voorkomen.
Jan Pronk Toespraak bijeenkomst Vlaams Vredesinstituut en Kazerne Dossin Vlaams Parlement, Brussel, 29 oktober 2019
|
|